Elementwezens in mens en natuur
Met elke waarneming die we opnemen door een van onze zintuigen, en bij alles wat we eten, nemen we niet alleen indrukken en substanties op, maar ook de wezens die deze veroorzaken. Deze worden genoemd de elementwezens, daar zij het zijn die de elementen vuur, lucht, water en aarde in al hun bewegen en verschijnselen sturen. Deze elementwezens zijn de oorspronkelijke gedachten van de engelenordes die elk een onderdeel van de natuur en de mens hebben uitgedacht. Deze gedachten/ elementwezens onderhouden nu deze elementen. Wanneer wij iets opnemen uit de omringende wereld, nemen we hen dus ook op. Daar dienen we ons mee uiteen te zetten. Bijvoorbeeld door een waargenomen verschijnsel te overdenken in zijn consequenties. We halen dan die wezens uit ons geheugen naar boven, en vervolgen hen als gedachte; we kunnen zo ons eigen oordeel vormen, waarmee we deze wezens ook omvormen. Veel van onze indrukken komen niet tot bewustzijn, en we nemen de in deze levende wezens dan wel op, maar doen er weinig mee. Dat hangt dan als onverteerde ervaringen om ons heen.
Wijzelf zijn ook opgebouwd uit de ideeën van de goddelijke oergrond, welke door de engelen zijn gericht op ons wezen, en verdicht tot in het fysieke. Wij hebben dus ook meerdere van die gebannen element/gedachtewezens in ons wezen en lichaam, waar we ons bewust van kunnen worden. Of ook niet; zij doen het dienende onderhoudswerk waardoor wij ons op andere zaken kunnen richten. Gaan we echter bewust een weg van innerlijke ontwikkeling, dan moeten we ons terdege van deze wezens bewust worden en met hen samen leren werken.
Nu zijn de elementwezens voor ons normale bewustzijn niet zicht- of tastbaar. Zij leven in een minder verdichte wereld dan de fysiek-materiële waarin wij ons doorgaans met ons bewustzijn in bewegen, namelijk een trede er bovenuit gaande in de levenswereld van vormkrachten. We moeten bewust moeite doen om hen wel als wezen bewust waar te willen nemen. Dat vergt de nodige voorbereidingen.
Kleibeeldje van landschapsdeva met uit haar stromende krachten (N.M.).
Op zichzelf zou er weinig aan de hand zijn wanneer wij ons niet zouden verdiepen in hen. Er is echter iets veranderd in de gehele ontwikkeling van de laatste pakweg 50 jaren. In de levenswereld is Christus opnieuw gekruisigd (exacter in 1942), en weer opgestaan, waardoor de verhoudingen in de levenswereld dusdanig zijn veranderd, dat we er wel mee te maken hebben. De engelenwerelden namelijk, die tot dan toe de elementwezens hadden voortgebracht als hun ideeën, en die zij leidden, hebben zich sindsdien gaandeweg van deze elementwezens teruggetrokken. Het heft van de aardse ontwikkelingen is namelijk in de handen van de mensen gelegd om aarde en elementwezens verder te leiden. De elementwezens weten dit en wachten op de mens. Deze is er zich echter hoegenaamd niet of nauwelijks van bewust. Waardoor zij ongeduldig worden en zich van de mens kunnen en ook al gaan afkeren. Een groot deel van de overstromingen van de laatste jaren is hier een gevolg van (watersrampen, grote branden).
Het is dus wel degelijk zaak dat we ons van hen en hun voorwaardenscheppende werk bewust worden en ook met hen leren samen te werken. In de toekomst moeten we het meer en meer met elkaar doen om de aarde voort te dragen en ook verder te ontwikkelen.
Binnen de werkplaats zijn scholingsmethoden ontwikkeld om stap voor stap met de verschillende groepen van elementwezens in contact te leren treden. Eerst wordt gericht geleerd om hen waar te nemen; door middel van samenzang, waarneming, beweging en boetseren. Er wordt getracht innerlijke handvatten te ontdekken die deuren kunnen openen naar de levenswerelden. Dan worden deze innerlijke waarnemingsmogelijkheden gericht op de wezens die werken in en door de elementen heen, die deze sturen en onderhouden. De zang helpt om de ziel te openen waardoor deze verbonden kan worden met de innerlijke en uiterlijke verschijnselen. Het boetseren helpt de waarnemingen verdichten en objectiveren. In nabesprekingen wordt getracht de ervaringen en waarnemingen meer bewust te maken.
Vervolgens wordt getracht met hen te communiceren – en dat is voor elke groep een specifieke opdracht. Daarna wordt bekeken of zij in het gebied waar men werkt, versterkt kunnen worden op plaatsen waar zij nodig zijn (overeenkomstig de methoden van Landschapsgenezing; zie aldaar). Het is een moderne methode van geomantie.
Enige handvatten om in contact te komen met elementwezens zijn de in de astrofonie ontwikkelde ritmen gebleken, want deze verbinden ons levenslichaam met hen in de verschillende levenskrachtbereiken (elk huis correspondeert met een specifiek levensgebied achter een van de elementen). De elementwezens zijn op drievoudige hiërarchische wijze met een specifiek element verbonden, welke zij beheren en sturen. Op volgende wijze:
Aardwezens:
– Gnomen: werk aan het fysieke – 2e huis (ritme: __ v v __ )
– Boomfaunen en boomgroepwezens: werk aan bomen en boomgroepen – 6e huis (ritme: v __ __ v )
– Meesters der mineralen, aardegod Pan: sturend en beherend werk in en op de aarde – 10e huis (ritme: __ __ v __ )
Waterwezens:
– Ondinen: leven van waterstromen op overige natuur bemiddelend – 4e huis ( ritme: v v __ v )
– Nymfen van bossen, meren, zeeën, weiden, riviergoden: harmoniebeheer van een stuk natuur – 8e huis (ritme: __ v )
– Watergod: stuurt en beheert het water middels de waterwezens – 12e huis (ritme: v __ )
Luchtwezens:
– Sylfen en elfen: verzorgen de kleuren in atmosfeer en natuur – 3e huis (ritme: v __ v )
– Feeën: dansen de kosmische harmonieën vanuit landschapspunten de ruimte in – 7e huis (ritme: __ v v )
– Deva’s: houden de oerbeelden van planten en landschapstempels vast – 11e huis (ritme: __ v __ )
Vuurwezens:
– Vuursalamanders: verzorgen groei, rijping, bloei en verbranding – 1e huis (ritme: v v __ )
– Lichtbolwezens: verspreiden licht en warmte van de zonnestralen in de atmosfeer – 5e huis (ritme: v v __ __ )
– Muzen: inspireren geestelijke kwaliteiten in ruimtes (weiden, kamers) – 9e huis (ritme: v __ __ )
Er worden door het jaar heen op een bepaalde plaats in het landschap (veelal een natuurlijke eenheid, een landschapstempel, of een deel daarvan) weekeindes georganiseerd waarin telkens gericht gekeken wordt naar een bepaalde groep elementwezens, werkend door een specifiek element heen. Elk seizoen wordt hiervoor een weekeinde genomen; lucht in de herfst, aarde in de winter, vuur in het voorjaar en water in de zomer.
Zie de Jaspis cursussen.
Relevante artikelen:
Ufo’s tussen Waan, Wijsheid en Werkelijkheid (Bruisvat No.2)
Mysterien van de Heilige Geest (Bruisvat No. 7)
Elementwezens en Technologie (Bruisvat No. 9)
Verslagen van de cursus Elementwezens beleven te Bussum:
Verslag van de 1e bijeenkomst van de
Cursus NATUURWEZENS LEREN WAARNEMEN
Cursusleider: Nicolaas M. de Jong.
Organisatie: Antr. Ver. ’t Gooi (Margalit Laufer en Job de Raadt)
Plaats: Vrije School Michael te Bussum
Datum: 18 september 2004.
Om de wereld der natuurwezens te kunnen waarnemen, zou je 4 fasen moeten doorlopen, waarbij je het beste naar een plant zou kunnen kijken:
a) Onbevangen waarnemen (“ontfocust”),
b) Dan bouw je een beeld, een begrip op; misschien kom je tot een oerbeeld. (Imaginatie)
c) Ga de plant dan toezingen. De natuurwezens“ zingen de plant bij elkaar” Dit opent je ziel tot bewustzijn. (Inspiratie)
d) Probeer dan in de vormgebaren te komen; Wat zegt hij in zijn beweging? Wat wil hij worden? Welk ideaal zit erachter? Dan kom je tot het wezen van de plant, het plantenwezen. (Intuïtie)
Een plant geeft in zijn gehele verschijning een beeld van het groeiproces in de tijd. Bij kinderen groeit er steeds een nieuwe fase overheen, zodat je de vorige groeikenmerken niet meer kunt zien.
Bij het waarnemen van kinderen heb je soms te maken met jouw eigen anti- en sympathiekrachten. Bij een plant kun je objectiever zijn (hoewel je misschien liever naar een roos dan naar een brandnetel kijkt. Ook hier probeer je objectief te blijven.). Ook zijn er bij en plant minder aspecten; hij is minder gecompliceerd…)
Natuurwezens maken contact via het gevoel; gnomen sluiten meer aan bij onze gedachten.
Zij zijn eigenlijk door de engelen uitgedacht en zo zijn ze dus eigenlijk geschapen.
Er zijn 9 engelhiërarchieën:
(Het nu volgende overzicht heb ik uitgebreid met inhouden uit Nicolaas’ boek: “Werken met elementenwezens”.)
Ie HIËRARCHIE: DE LICHTGEESTEN
1. Serafijnen: Liefdesgeesten met het hoogste bewustzijn; zij schermen het hoogste Goddelijke wijsheidslicht en de liefdesgloed af, anders zouden we verteren; waar de Serafs het wél doorlaten, verschijnen de zon en de sterren, de sterrenbeelden; datgene wat innerlijk-kosmisch geestelijk leeft, laten zij zo fysiek zien. Dichterbij de aarde werken zij in de bliksemprocessen.
Ook de verdeling in de 12 zintuigen heeft hiermee te maken.
Maar in de dromerige warme zuivere liefdevolle sfeer van een kleuterklas is de werking van een begeleidende en beschermende Seraf eveneens beleefbaar.
Het is de wereld van de Heilige Geest-God, de wijsheidsvolle ideëen-wereld.
2. Cherubijnen: Harmoniegeesten met hun bovenkosmische bewustzijn; zij zijn meer werkzaam aan onze aarde en de kosmos. 12 van hen geven in een oerbeeld een aspect van het mensenwezen weer; zo vormen zij de kring van de Dierenriem in vier groepen van 3 tekens. Zo spiegelen zij de vier elementenrijken op aarde:
Aarde: mineralen (fysiek lichaam)
Water: planten (ether lichaam)
Lucht/licht: dieren (astraal lichaam)
Vuur: mensen (geestkiem)
De Cherubijnen verzorgen de harmonie in de kosmische ruimte, door de bewegingen van de hemellichamen op elkaar af te stemmen, zodat er regelmaat in de tijd ontstaat. Op aards niveau kunnen wij hun werkingen herkennen in de bewegingen van wolken. Via de geesten van de Omlooptijd die zij denkend voortbrengen, zijn wij opgenomen in het wezen van de Cherubijnen; de tijd zelf (zoals de opvolging en indeling in seconden minuten, uren, seizoenen, jaren) is een uiting van hun wezen.
Het is ook de wereld van de Zoon-God in de dagelijkse aardse, ook sociale, realiteit.
3. Tronen: Geesten van de Wil, ook wel Machten genoemd.
Zij hebben hun wilssubstantie laten uitstromen, die wij kennen als warmte (enthousiasme) .De Tronen staan aan het begin van onze schepping; het duidelijkst waar te nemen in de groei tot vormen en kleuren van kristallen, geometrische binnenruimten.
Dankzij de Tronen kunnen wij ook vorm geven door onze wilsdaden aan ons eigen levenslot en het gezamenlijke lot van de mensen met wie wij leven. Dit gebeurt binnen deze geschapen aardesfeer, die door de Planeet Saturnus wordt begrensd. Saturnus heet bij de Grieken: Chronos, Vader tijd.
In de donder laten de Tronen zich horen. In ons lichaam zie je hun werk in de verste verdichting: de structuur van ons skelet, onze botten.
De geschapen wereld zoals hij nu bestaat behoort tot de God-de-Vader sfeer,
Zij bewerkstelligen ook onze verbinding met de kosmos d.m.v. de 1000-bladige kruinlotusbloem, die eigenlijk 8- bladig is maar zeer vertakt naar boven toe)
IIe HIËRARCHIE: DE KRACHTGEESTEN:
4. Geesten van de wijsheid (Kyriotetes, ook genoemd; Heerscharen) Zij hebben een sterke samenhang met het licht (Serafijnen voornamelijk met warmte-liefdesgloed). Door deze lichtkant hangen zij sterk samen met ons denken. Onze gedachten lichten op en worden zichtbaar in de engelenwereld.
De werking van de wijsheidsgeesten gaat uit van de Jupitersfeer. Op aarde is hun wijsheidsvolle lichtwerking te herkennen in de plantengroei, de uitwerking in licht en kleuren.
Jupiter drukt zich uit in de twee-bladige voorhoofdslotusbloem (het vroegere derde, helderziende oog, dat wij nu zelfstandig door oefeningen weer kunnen metamorfoseren))
5. Geesten van de beweging (Dynamis, ook genoemd: Krachten) Zij dragen het vermogen tot levendige beweging in zich., waardoor zij de tijd tot een dynamisch proces kunnen maken.
De Bewegingsgeesten werken binnen de Marssfeer, de oorspronkelijke klank-watersfeer. Hierdoor werden levensprocessen mogelijk. Initiatiefkracht tot hoge idealen, maar ook de driften en begeerten in een lagere regio. De stuwkracht van ons bloed wordt hierdoor veroorzaakt. Gestuwde beweging geeft klank.
De bewegingsgeesten werken in de aardesfeer in weer en wind, hoge en lage drukgebieden.
De 16-bladige Keellotusbloem wordt door de Marssfeer aangelegd.
6. Geesten van de vorm, (Exousiai of Elohim). Alles wat als concept idee, beweging klaar ligt brengen zij in de vorm. Genesis 1: “De Elohim (meervoud) zweefden over de wateren”. Zij gaan dan vormend, scheppend aan het werk. Vormende werkingen gaan nu uit van de zon. Zonder licht krijg je bleke waterige ronde vormen. De vormgeesten werken dus vanuit de zonnesfeer. Innerlijk werkt de zon op een zuigende wijze: Hij trekt de planten de grond uit naar het licht toe.
Zeven van deze Exousiai hebben een heel speciale taak gekregen in de ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid: Zij zijn met name bekend: Het zijn de geesten die op de Zon verbleven, evenals Christus, die als Zonnegeest zich zelfs fysiek met de aardewording verbonden heeft.
Het zijn de aartsengelen die ieder een cultuurvernieuwing impulseren: Michael, Rafael, Anael, Samael, Zachariël, Orifiël en Gabriël. Deze Vormgeesten zijn ieder een aspect van het Christuswezen.
De 12-bladige hartlotusbloem is de directe uitwerking van de Zon in ons lichaam.
Dankzij de nu volgende derde hiërarchie van engelen is het via de samenwerking met de hogere engelen mogelijk de Natuurwezens te scheppen, die in de ethersfeer (4 ethersferen) van de aarde leven en (haar verzorgend) werken.
IIIe HIËRARCHIE: DE ZIELENGEESTEN:
7. Tijdgeesten, of Geesten van de persoonlijkheid, ook wel: Geesten van het Oerbegin, Archai, Aeonen, Eeuwigheden.
De opdracht van de Vormgeesten aan de Archai (Tijdgeesten) om de oerbeelden van de geestelijke ideeën (van de Tronen) in de vorm te verbijzonderen naar tijd, plaats en omstandigheid, dat heeft de GNOMEN doen ontstaan. Deze werken in de levensether.
De Archai individualiseren de werkingen en de oerbeelden van de 1e en 2e hiërarchie van engelen. Zij bewerkstelligen bij de afdaling van de mens uit de hemelsferen naar de aarde toe bij een nieuwe incarnatie een geïndividualiseerd zielenlichaam, opdat hij een unieke individualiteit kan worden.
Wat we als mens heel praktisch op aarde tegenkomen aan fysieke opdrachten, maar ook als onze gedachteactiviteiten, dat zijn de element-/gedachtewezens, de GNOMEN, of de KABOUTERS.
Met hen kunnen we samenwerken om vormen te scheppen, ook in het sociale!
Doordat de mens in zijn handelen beïnvloed wordt door deze Tijdsgeesten, zullen er door de geschiedenis heen steeds andere tijdsbeelden (cultuurstromingen) zichtbaar zijn.
De Archai werken vanuit de Venussfeer.
In ons lichaam werkt Venus bij de aanleg van de 10-bladige zonnevlecht-lotusbloem.
8. Aartsengelen, Zonen van het Vuur, Archangeloi.
Zij staan in verband met alle Waterwezens.
Als leidende groepswezens zijn zij in staat afdelingen van menselijke organisaties, een samenleving een groep mensen te inspireren; zij leiden de ontstaans- en wordingsprocessen van ieder levend wezen of verschijnsel. Zij doen dit doordat in samenspraak met de Bewegingsgeesten gedachtewezens ontvonken, de ONDINEN, de NIMFEN.
Deze wezens zingen en dansen de stoffen bijeen die zich in het waterige voegen tot nieuwe substanties, dit gebeurt
niet alleen in het groeiproces van planten dieren en mensen, ook in sociale structuren en processen werken zij op deze
manier. Verder dansen zij de levenskrachten in de natuur, vanuit waterstromen of waterbekkens (rivieren, meren).
Zij werken dus in de klank-, of chemische ether.
De Aartsengelen werken vanuit de Mercuriussfeer. In de ritmische groeiprocessen komen we bij de mens twee
aspecten tegen: het ritmisch kloppende hart en de ritmisch verlopende ademhaling. Het is dus niet te verbazen, dat
we door de werking van Mercurius enerzijds deze werking terugvinden in de 6-bladige navellotusbloem, die het
levens-, of etherlichaam bestuurt vanuit de ziel, en anderzijds de 4-bladige bij-hartlotusbloem in de borstkas.
Via de 6-bladige Lotusbloem kunnen we toegang krijgen tot het waarnemen van de etherwereld. Dit lukt alleen
wanneer we denken, voelen en willen van hun gewoonlijk dwingende karakter hebben bevrijd.
9. Engelen, Geesten van de Schemering, Zonen van het Ochtendgloren, Angeloi.
Zij zijn de persoonlijke begeleiders van ieder mens en werken sturend in ieders levenslot.
Door zich te spiegelen aan de menselijke zielenlichamen hebben zij samen met de Wijsheidsgeesten gedachte-elementwezens voortgebracht die in de mens in gevoelens werkzaam zijn. Uiterlijk objectief komen wij ze tegen in de vormende kleuren-wezens: SYLFEN of ELFEN.
De engelen zijn dus verwant aan deze kleur-, de lucht- en lichtwezens.
Deze natuurwezens werken vanuit de luchtsfeer (de aardeziel) Zij werken van uit de luchtsfeer (Aardeziel) in op de planten, zodat er puntige, holle, ingesneden vormen ontstaan. De bloembladen kleuren en vormen zij ook van buitenaf.
Achtergebleven engelen zijn de groepszielenwezens van de verschillende diergroepen. In diergestalten hebben ELF-WEZENS fysiek vorm aangenomen. Zij inspireren de vogels tot hun zang en helpen deze bij het vliegen (zonder hen zouden ook onze vliegtuigen niet kunnen vliegen!).
Hun aangrijpingspunt en werkingssfeer wordt begrensd door de maan. De invloed van de maan op de planten, de dieren en de mensen is bekend (eb/vloed; vruchtbaarheid; en op zielengebied: de stemmingswisselingen).
In ons legt de maan de 4-bladige stuitlotusbloem aan. Elk van de vier lotusbladeren kanaliseert een van de vier levenskrachten en stuurt deze omhoog het lichaam in via de geslachtelijkheid. Het is wat de Indiërs noemen de Kundalini-stroom (in de bijbel: de Boom des Levens)
—————————————————————–
10. De mensen. (Eigenlijk dus de IVe hiërarchie)
Zij (Wij!) zorgen door de vrije kwaliteit van liefde voor de schepping van de warmtewezens, de VUURSALAMANDERS.
Wanneer een mens zielenwarmte voelt voor een plant of een dier, “ontvonkt” hieraan een elementwezen.; ook aan
idealen kan men warmtewezens doen ontvonken. Liefde voor iets of iemand is “door-Ik-te” warmte.
Een mooi voorbeeld is een mierenkolonie, of een bijenkorf. Zo’n gehele groep is één wezen, die net als wij, een temperatuur heeft van 37 graden. Het groepswezen is het Ik van dat volk, van die dierengroep, een achtergebleven engelwezen.
Als een diergroep uitsterft, de Mammoet b.v., kun je ook zeggen dat die groep zijn taak heeft volbracht. Het gebeurde op het moment dat de mensheid zich steeds bewuster werd en het hart zelfstandig ging kloppen. Een mammoet, of olifant, is eigenlijk één groot wandelend hart.
Tenslotte nog een koud, doch handig overzichtje:
Archai x Vormgeesten (x Tronen) ontstaan van: GNOMEN Levend in leven (aarde.)
Aartsengel x Bewegingsgeest (x Cherub) , , : ONDINEN, NIMFEN. Levend in klank (water)
Engel x Wijsheidsgest (x Seraf) , , : SYLFEN, ELFEN Levend in licht (lucht)
Mens x Groepsziel van plant en dier , , :VUURSALAMANDER Levend in warmte (vuur)
Vervolg cursus:
In de natuur zijn de diverse verschijningsvormen als de afzonderlijke letters te beschouwen; de mens is de gehele samenstelling ervan; hij is het te lezen woord.
De natuurwezens (behalve de warmtewezens) zijn dus scheppingen van de diverse engelen-orden
Maar: De machines en instrumenten die de mens gemaakt heeft zijn te zien als de scheppingen van de mens; en ook daarin zijn natuurwezens gevangen! Evenzo als wij aandacht besteden aan de natuur(wezens), moeten wij ook aandacht besteden aan die wezens die in de techniek zijn vastgelegd. Dus af en toe eens praten met je auto als hij het niet doet, is niet zo gek.!
Het gaat om de menselijke liefde; Jesahjah Ben Aharon heeft ontdekt en bekend gemaakt dat in 1942 Christus opnieuw is opgestaan in de etherwereld (en gekruisigd).
Onze menselijke liefdes-offerkrachten zijn het nu, die de kosmos van wijsheid moeten veranderen tot een kosmos van liefde.
Dit doen wij door bewust te scheppen, zoals ook de engelenhiërarchie dat doet.
Let wel: de mooie kunstige scheppingen die een dier maakt (prachtig nest, spinnenweb b.v.) zijn geen vrije creaties. De dieren zijn gebonden aan hun specialisme. Zij kúnnen ook niets anders. Wij zien deze tendens steeds meer ontstaan in onze menselijke samenleving, waar de lopende band een voorloper is geworden van de medische of een andere specialist (die ook niets anders meer kan!)
Nu doen we gezamenlijk enkele oefeningen (om dichter bij de beweeglijke ethersfeer te geraken) 1. Wij “schilderen” in klanken een heldere zonsopkomst, die vooraf door Nicolaas uitvoerig is beschreven in beeldende bewoordingen.
Ervaringen: * De neiging bestaat al zingend en luisterend naar de zachte klanken van elkaar en beetje in slaap te vallen. * Af en toe donkere klanken die de nog duistere hei verbeeldden. *Zachtjes beginnen (zon nog onder de horizon); steeds luider bij het toenemen van het licht.
2. Nu “zingen” wij een nevelige zonsopkomst (dauw, wolkenflarden, schaduwen).
Ervaringen: * De stemming was inderdaad anders. * We voelden een zekere weerstand, die door Nicolaas wordt uitgelegd als de werking van het water. * Je hoorde zelfs druppeltjes vallen. * We waren nu wakkerder. * En heel bijzonder: beide keren hielden we tegelijk op, zonder afspraak, bij een heel mooi klankaccoord.
3. Wij kijken o.a. naar een bepaalde plant (de lichtblauwe Campanula) en zien de verschillende werkingen die wortels, stengel/blad en bloem hebben doen ontstaan. Dat zijn de verschillende elementen wezens die hier vanuit hun eigen ethersfeer, maar toch ook samen, aan gewerkt hebben.
Het begint met een zaadje (vorm en potentiële warmte, die later door de zonnewarmte gewekt wordt), waarin eigenlijk al de blauwdruk van de gehele plant ligt.
Ook in de niet altijd ronde, soms ook hoekige stengel werkt het vormwezen (GNOOM).
De Waterwezens laten op een ritmische wijze (voor iedere plant karakteristiek) de blaadjes ontstaan. Asperges, die onder de grond groeien bevatten veel (stilstaand) water; vandaar de vreemde (rottings)-geur aan de urine na het eten ervan. Het ritme zien we ook als wind over het water (of over zand) strijkt in de golfjes.
Dan werken de lucht/lichtwezens erop in. Dichter bij de grond (of in de schaduw) blijven de vormen ronder, “wateriger”. Naarmate er meer lichtwezens bij kunnen komen, zie je scherpere insnijdingen.
Nicolaas wilde een scherp ingesneden kaasjeskruid uit de bergen meenemen naar huis om hem daar te laten groeien; hier zijn ze niet zo ingesneden. Helaas: Hoewel hij in Bergen woont, kregen de balderen dezelfde minder scherpe vorm als de andere hier groeiende kaasjeskruid-planten.
Opeens stopt de ritmische groei en treedt er een andere tendens op; de bloem verschijnt en het is net alsof de plant zich dan in zijn oorspronkelijke bedoeling kan tonen. Het lucht/lichtwezen leeft zich dan uit in de kleuren, die bij die plant horen. Ook de vorm-wezens werken door in de eigen bloemvorm. Een karmozijn-kleurige roos heeft rondere bladvormen, dan een gele roos.
a) Hoe beleef je de verschillende vormen in de muziek? In de diverse maatsoorten.
Daarbij is het zo, dat ook de plantenwezens elkaar beïnvloeden: Een eik die in een beukenbos staat, wordt een beetje “beukig”, doordat hij een gladdere stam krijgt, dan hij eigenlijk behoort te hebben.
b) In de stand van de bladeren, de lengte van de stengeldelen, de herhaling van de bladvormen beleven we een sterke ritmische beweging. Het ritmisch stromende water. Hoe vertalen we dat in de muziek: door het ritme. Er zijn verschillende ritmen, die overeenkomen met verschillende groeiwijzen. De 5e symfonie van Beethoven heeft ook zo’n herkenbaar ritme-patroon:
kort, kort,kort, lang. (^ ^ ^ —).
Hierin ervaren we een veel beweeglijker gebaar dan in de maat-vorm, die veel strakker is.
Als het levenslichaam beroerd wordt door de ziel, het astrale lichaam, dan ontstaat ritme.
c) De werking van de luchtelementen in de kleur van een plant is nog vluchtiger, nog dansender, speelser. Dat vind je in de muziek terug in de intervallen. Een witte sering, die paars wordt. Een roze Hortensia die blauw wordt. Het is ook natuurkundig te verklaren, doordat er meer basische of juist zurige stoffen in de grond komen; maar ook en juist in de ethersfeer (natuurwezens) vindt er een werking plaats.
De kleur van blad en bloem zijn te vergelijken met gevoelswerkingen: naar binnen toe werken deze gevoelens beleefbaar als intervallen.
d) Tenslotte openbaart zich de plant in haar oervorm, haar oorspronkelijke bedoeling, haar wilsimpuls, de bloem (maar ook in het zaad was dat al aanwezig). Deze volledigheid herkennen we in de muziek als de melodie, waarin maat, ritme en intervallen tot een harmonisch geheel worden.
Samenvattend:
Zaad, stengel, vorm: aardewezens: MAAT
Groei, stengel, blad: waterwezens: RITME
Bloem, kleur: licht/luchtwezens: INTERVALLEN
Gehele plant, warmte in zaad en bloem: vuursalamanders: MELODIE/MUZIKAAL MOTIEF
Oefening 1: Het is de bedoeling dat we de vormbewegingen van de Campanula zingend gaan “naboetseren” in vier groepen, die de vier elementenwezengroepen voorstellen.
Dat doen we volgens de muzikale aanwijzingen in het kadertje.
Oefening 2: Daarna gaan we het gebaar dat we zojuist gezongen hebben, boetseren. Opvallend is, dat er zonder afspraak of samenwerking toch vier soorten creaties ontstaan die corresponderen met de vier verschillende elementenwezens-werkingen.
Naast de aparte elementenwezens die zo op de verschillende delen van een plant inwerken, heeft een plantengroep een PLANTENENGEL.
Een boom, zeker als het een wat oudere is, wordt meestal bewoond door een BOOM-FAUN.
’s Nachts mag de faun uit de boom. Je kunt heel goed contact met ze maken. Ze communiceren heel langzaam; ze hebben de tijd. Ze “trompetteren”, zo kun je dat het beste uitdrukken. Hij geeft energie aan wie erom vraagt. Je benadert ze het best in de maatvorm van de Antispast: kort, lang, lang, kort. (^ = = ^ ). Een Boomwezen moet je je een beetje Giraf-achtig voorstellen, dus met een lange hals.
Nicolaas’ eerste ontmoeting met een elementenwezen, was op een dag dat hij niet goed in zijn vel zat en over een boomwortel struikelde; hij zag grijnzende gezichtjes van allerlei GNOMEN. Die hadden het niet echt naar hun zin, want de bomen waar zij voor zorgden waren uitheemse naaldbomen, die dus niet pasten in die streek.
Over een geheel gebied waakt een hoger wezen: de LUCHTDEVA.
Ook boomgroepen hebben hun eigen grote wijze liefhebbende GNOOM.
Dan zijn er nog als hoogste trap van de aardwezens DE MEESTERS VAN DE MINERALEN.(aardewezens) en de Aardgod PAN, behorend tot de engel-trap. Hij vertegenwoordigt het manlijke aspect, waar moeder AARDE (Vrouw Holle) het vrouwelijke aspect vertegenwoordigt.
Ook in de boeken van Tolkien (“De ban van de Ring”) komen deze etherische wezens (ietwat geromantiseerd) voor. Tolkien drukte het als volgt ongeveer uit: Eigenlijk is dit allemaal al geschreven; ik breng het samen in een boek. Het is een beeld van de 4e/5e Atlantische periode, de strijd toendertijd tegen het boze.
Naast de algemene benaming GNOMEN voor de Aardewezens, komen ook andere meestal ook streekgebonden woorden voor:
LEPRECHAUN in Ierland, behorende tot HET KLEINE VOLKJE.
KOBOLDEN, DWERGEN, ( ZWERGE )
TROLLEN zijn eigenlijk gevallen GNOMEN. Zij zijn stompzinniger; hebben rondere vormen.
Onze KABOUTERS worden afgebeeld met puntmutsen, om hun relatieve losse verbinding met de aarde weer te geven. Onze Kabouters zijn vrij “jong”, omdat ons land ontstaan is uit de aangeslibde gronden via de rivieren. In oeroude berggebieden zijn ze natuurlijk veel ouder.
HUISKABOUTERS, (Tomte Tummetot).
Maar zo moeten we ook REUZEN als reële aardewezens beschouwen.
In de serie van de Flensburger Hefte zijn twee delen opgenomen (nr. 79 en 80), die interviews beschrijven met 17 Natuurwezens. Titel: ”Was die Naturgeister uns sagen”.
ISBN-nr: 3-935679-09-2. Kosten: € 15,- per deel. Ook het boek “Gespräche mit Müller” beschrijft de contacten met deze wezens.
“s Middags gaan we proberen de GNOMEN waar te nemen.
Op een bepaald gedeelte achter de grote zaal heeft Nicolaas waargenomen, dat daar veel wezens zijn, die nog lijden (Voorheen was daar de Schooltuin). Wij gaan proberen daar tevens helend op in te werken….
De GNOMEN, net als de andere natuurwezens, hoeven niet te denken; zij weten met een alom bewustzijn, zoals kinderen dat ook nog kunnen; daarom zijn zij graag in de nabijheid van kinderen hoewel zij ze niet kunnen zien. Maar zij genieten van verhalen over en liedjes met kinderen.
Zij hebben verschillende taken en werken doorgaans met levensblijheid.
Met een bepaalde maat, vorm benader je ze het beste. Medeklinkers werken incarnerend.
Ze zijn het best te ontmoeten in vermolmde boomstronken; het is net alsof die rottende plekken een poort vormen naar de ondergrondse onzichtbare etherwereld; dan moet je een beetje “ontfocust” kijken; je ziet dan een blauwig wazig schijnsel. Ook schimmels en paddestoelen zijn geschikte ingangen.
Bedenk dat zij leven in wat wij duisternis noemen. In de etherwereld is immers geen fysiek licht!
Zij hebben geen vrijheid zoals wij mensen; ze zijn te vergelijken met “klerken”, die alleen maar kunnen doen wat hun taak is, wat hen opgedragen is!
Tanis Honeywell vertelt dat op aanstichten van Steiner, er in de levenswereld een school werd gevormd om de elementenwezens te leren in contact te komen met de mensen. Dat is nodig nu de engelen zich steeds meer (moeten) terugtrekken, om de mens de gelegenheid te geven zijn bewustzijnszielen-ontwikkeling te gaan, en ook de elementwezens te leiden.
Het is duidelijk dat zij van nature schichtig zijn ten opzichte van de mens, omdat zij van de mens weinig erkenning en begrip te verwachten hebben. Nodig ze dus liefdevol uit om zich te tonen.
Na deze oefening gaan we naar binnen en maken van klei een vorm die de indruk, het gevoel weergeeft, dat we ervoeren bij de vorige waarnemingsoefening. Tevens een wens aan het betreffende elementwezen in de gebaren van het beeldje.
Als je klaart bent, ga je terug naar diezelfde plek en vraag je de wezens (één wezen) zich te verbinden met jouw “cadeautje” en breng je hem naar de nieuwe schooltuin, of je laat jouw geschenkje daar staan. Je zult merken, dat je kleiwerkje opeens iets zwaarder wordt, wanneer zich er een wezen mee verbindt.
Enkele ervaringen: * Is dit nu mijn eigen graag gewenste fantasie of valt me dit echt in? Antw.: Je verzint het niet zelf. Het is een vorm van creativiteit, en dat is altijd nieuw. * Ik “hoorde” toen ik stond te twijfelen of het wezen er nu al in zat, een “stem”: “Waar wacht je nu op?!” Zo’n ingeving mag je terecht als heel authentiek beschouwen. * Ik voelde een knoop in mijn maag; pijn; maar iets later ook en warm, dankbaar, blij gevoel, dat ik dit kon doen. * Ik vroeg me af wat ik nu zou merken en voelen. Op dat moment landde er een paardenbloempluisje op mijn werkstukje. Dat beschouwde ik als een teken van verbinding om nu naar de nieuwe schooltuin te gaan.
Job de Raadt
VERSLAG VAN DE 2E BIJEENKOMST van de CURSUS
NATUURWEZENS LEREN WAARNEMEN
9 Oktober
Vandaag gaan we ons bezighouden met de Waterwezens.
OCHTENDDEEL:
Om in de stemming van de Natuurwezens in het algemeen te komen, beginnen we weer met
een gezamenlijke oefening. Nicolaas wijst erop, dat in het samen oefeningen doen een grotere meerwaarde zit, dan het alleen te doen; je komt dan eerder in de juiste stemming.
De aardewezens staan dichter bij ons menselijke denken; ze zijn praktischer;
de waterwezens kunnen we nog beter vanuit bewegingen ontmoeten, vanuit ons etherlichaam; ons ether-bewustzijn ligt net onder de oppervlakte van het gewone wakkere bewustzijn.
Het waarnemen van de verschillende natuurwezens staat in nauw verband met ons temperament, terwijl dit natuurlijk geen vaststaande stelregel is:
· Een melancholicus is makkelijker in staat aardewezens waar te nemen (en andersom: de aardewezens voelen zich meer verwant met de melancholicus).
· Een sanguinisch mens leeft qua stemming in het luchtelement; hij zal makkelijker toegang hebben tot de luchtwezens en v.v.
· Een flegmatisch persoon heeft al gauw toegang tot het rijk der waterwezens, terwijl ook de waterwezens zich aangetrokken zullen voelen tot de flegmaat.
· Een cholerisch aangelegd iemand vertoont verwantschap met de vuurwezens, maar de aard van de cholericus, die op zichzelf gericht is, zal hem danig in de weg zitten deze wezens waar te nemen… Andersom herkennen de vuurwezens de cholericus goed.
De aard van deze wezens herkent men ook goed in de manier waarop ze zich uitdrukken, wanneer ze met de mens contact hebben.
Zo spreekt het steenwezen (dat doorgaans al heel oud is) in verleden werkwoords-tijden: “Toen er nog geen mensen geweest waren geworden, heeft de aarde er heel anders uitgezien geweest.”
Het vuurwezen spreekt in korte actieve werkwoordsvormen: “Wij weven in warmte. Dat geeft vruchten. Elke plant doen wij groeien.”
Preciezer gezegd: De aard van hun communicatie kan in onze taal het best op deze manier worden uitgedrukt, een soort vertaling dus in mensentaal.
In de serie van de Flensburger Hefte zijn twee delen opgenomen, die interviews beschrijven met 17 Natuurwezens. Nr. 79: ”Was die Naturgeister uns sagen” (ISBN-nr: 3-935679-09-2) en nr. 80: “Neue Gespräche mit den Naturgeistern”. (ISBN-nr. 3-935679-10-6).
Kosten: € 15,- per deel.
Ook het boek “Gespräche mit Müller” (Band 1 en 2) beschrijft de contacten met deze zelfde natuurwezens (ook bij de Flensburger Hefte Verlag uitgegeven )
ISBN-nr. 3-935679-12-2; prijs per deel: € 22,-
Deze boeken zijn in het Duits. Ik weet niet of ze vertaald zijn…
* Dan gaan we spontaan een toon zingen. “Maar let er daarbij op dat, je tegelijkertijd blijft luisteren naar de anderen; je staat hier immers niet alleen; je maakt wel deel uit van een groep mensen, die allemaal hetzelfde doen.“
* Ga ontspannen staan, de knieën niet op slot; schouders los, handen niet gebald, geen frons in het voorhoofd. Dan adem je de valse lucht uit en laat er zachtjes zo maar een toon achteraan komen, die je makkelijk ligt. Een toon vanuit het hart.
* Dan gaan we een “klankzuil” zingen: Ga met een glijdende toon jouw hele wezen langs, van onder naar boven en weer terug; merk ondertussen op wat het doet. (het klinkt een beetje als een langzame sirene)
* Dan gaan we klinkers zingen:A,E,I,.O,U,OE,EI, enz. (ook combinaties dus); het zijn de klanken die recht uit ons hart stromen, zonder enige remming. Zing ze maar in verschillende toonhoogten.
* Daarna gaan we er medeklinkers tussendoor zingen: s,f,t,p,k,g.sch, b, trrrrr, pssss, enz.
* Als we dit gedaan hebben, gaan we zingend een zonsopkomst schilderen. Het is vandaag stralend weer en de zon kwam prachtig op boven een bedauwde heide.
Nicolaas beschrijft in kleuren wat er gebeurt:
De hemel is indigoblauw met sterretjes, langzaam wordt het in het oosten ultramarijn-blauwig en zie je donkere bomen afsteken; dan verschijnen aarzelend de karmijn rode tinten, bloed rood, ze gaan over in vermiljoenrood; het blauw krijgt een groenige tint, oranje en goudgeel verschijnen; de dauw op de heide licht stralend op, spinragjes met kleine druppeltjes, een frisse windvlaag; in de verte blijft een vochtig waas van ijle nevels hangen, dat langzaam wegschuift en tenslotte oplost.
Dan verschijnt de zon in zijn stralende schoonheid en licht. Daar stoppen we.
Reacties: Ik voelde de kleuren overlopen in elkaar; ik hoorde ook vogels bij iemand; sommigen maakten ook aardeklanken; dauwdruppels hoorde ik; ik merkte dat er kleuren waren die ik niet hoefde te maken; ik kon er ook even naar “kijken”, zonder mee te doen; we hadden eigenlijk al eerder moeten stoppen, want ik had toen het gevoel dat het klaar was. (Anderen beaamden dat!)
(Zo zongen we ook nog een klankschilderij van een meer in Finland waar bij ondergaande zon een vogel heel traag en laag overheen vliegt.)
Toen hielden we ons bezig met een lila-rose bloempje (Robertskruid, of Ooievaarsbekje volgens ingewijden).
(Zijn tere kleur was lichter, fijner dan het leverkleurig-rose heideplantje dat ernaast stond.)
1) Eerst de kennismaking met het plantje:
1. Nicolaas laat ons vertellend zien hoe vanuit het zaadje (vorm) in de aarde de stengel omhoog en de wortels (naar beneden) groeien. Zelfs in de stengel vind je nog een hoekig vorm-element. Hier zijn de Aardewezens aan het werk met vorm-wil!
Deze groei-tendens zou je het best in de muziek kunnen vergelijken met de maatsoort.
— Het zaadje en alle stengelvormen zijn zichtbaar geworden maatvoering van de aardewezens.–
(Maar ook de warmtewezens, die het oorspronkelijke idee van dit bloemetje al bij zich dragen, zijn bij dit begin aanwezig…)
2. In die strakke maatvoering van de stengel ontstaat een zwelling van vocht en dan treden op regelmatige afstanden van elkaar de blaadjes of takjes te voorschijn, die heel ritmisch om de stengel heen staan. (Dit is te vergelijken met ons ether-gebied) De waterwezens werken dus op een ritmische manier op die vorm-/maat-/aarde-wezens in, beter gezegd: ze werken eigenlijk samen.
— De blad- en takzettingen zijn zichtbaar geworden ritme-werkingen van de waterwezens —
3. Van buiten af komen de lucht-/lichtwezens die in de bladeren hun insnijdingen zingen. (Te vergelijken met ons astrale gebied). Hoe hoger de plant in het licht groeit, hoe dieper de insnijdingen zijn; dicht bij de grond hebben de bladeren rondere vormen. Ook naar de punt van één blad toe zie je meer en fijnere insnijdingen ontstaan. Muzikaal kun je dit het mooist aangeven met de intervallen; gevoelens zijn naar buiten toe te beleven als kleuren (de aardatmosfeer is de draagster van de ziel van Moeder Aarde), en naar binnen toe als intervallen, dus wevend tussen de tonen.
Daar gaat het dus vooral om de ruimte tussen de tonen (zoals ook bij de bladeren ruimte ontstaat tussen verschillende delen van een blad).
— De insnijdingen van de bladvormen zijn zichtbaar geworden interval-zangen van de licht-/lucht-wezens. —-
4. Tenslotte komen de warmte-wezens die de gehele plant met bloeiende bloem tot verschijning brengen; (ons Ik-wezen, onze individualiteit!) dit kun je het best horen aan een melodie.
— De bloem- en de vruchtvorming zijn zichtbaar geworden melodie van de vuurwezens.—-
2) Het is de bedoeling dat we in vier groepen dit plantje zingend gaan “scheppen”.
Het is hier natuurlijk vanzelfsprekend dat de verschillende groepen natuurwezens samenwerken. Dus dienen wij goed naar elkaar te luisteren terwijl we zingend de plant “opbouwen”.
Opmerkelijk is, dat een gele roos anders wordt gevormd door de gele licht-kleurwerking, dan een rode roos. Naarmate je dichter bij de bloem komt, zie je dat de blaadjes van de géle roos dieper zijn ingesneden dan in de buurt van de bloem van de róde roos (geel heeft een insnijdend vormgebaar).
Vraagje: Kun je dan zeggen dat alle gele bloemen dezelfde soort ingesneden bladeren hebben?
Antw.: De groei en de vorm van de verschillende planten zijn, naast hun eigen (erfelijk bepaalde) innerlijke vormtendensen, natuurlijk ook sterk afhankelijk van de plaats, de grondsoort, de weersomstandigheden etc. waar ze voorkomen. Dus dat kun je niet.zo zeggen.
Vraagje: De natuurwezens, die zich met de groei van planten bezig houden, zijn waarschijnlijk het meest actief in de lente!?
Antw.: Ja, maar je beleeft nu ook nog (weer) een nieuwe opbloei van diverse planten. Maar de herfsttijd laat inderdaad een soort tegengestelde beweging van de Natuurwezens zien.
Over het waarnemen van wezens: Hoewel je vooral je intellectuele verstand moet uitzetten, moet je natuurlijk wel enigszins weten wat je te verwachten hebt, waarop je letten moet; je moet er al een begrip van binnenuit van hebben, waarmee je je waarnemingen van hen kunt verbinden.
Voorbeeld: De Polynesiers rond 1900 die nog nooit een stoomschip gezien hadden, `zagen` hem dus ook niet in zee liggen! Ze wisten gewoon niet waarop ze moesten letten!
Nicolaas antwoordt op een vraag of hij nu de hele dag door de Natuurwezens waarneemt, dat hij zich meestal bewust moet inspannen om hen waar te nemen, en er zich bewust voor kan afsluiten, en dat ze dan alleen tot hem doordringen als ze werkelijk hulp willen of ergens de aandacht voor vragen.
Vraagje: Wordt er steeds bewust een beeld opgebouwd of kun je zeggen dat dit ook in de genen zit? Of nog moderner komt dit voort uit een collectief bewustzijn, zoals Rupert Sheldrake dat ontdekte: Meesjes in Indonesië ontdekken dat ze de doppen van een melkfles kunnen doorpikken om zo vervolgens bij de melk te komen. Elders op de wereld wordt door meesjes ditzelfde slimmigheidje toegepast, zonder dat ze daarover hebben kunnen communiceren natuurlijk. Hij noemde dit de `morfogenische` velden.
Meervoudig antwoord: * Het is hetzelfde als de uitvinding van het wiel, de boekdrukkunst en de gloeilamp, ontdekkingen die op verschillende plekken tegelijk gedaan werden. Dus Sheldrake heeft vast gelijk. Hety gaat hier om inspirerende engelwezens die op verschillende plaatsen werken, wat betreft de mensen; de diergroepen, zoals de mezen, worden elk geleid door een inspirerend engelwezen, die het bewustzijn van de gehele soort draagt.
* Daarnaast is het met incarnaties zo, dat je als geestelijke entiteit dié voorwaarden zoekt, die jou in staat stellen jouw aardse opdracht uit te voeren. En daarbij maak je gebruik van het verschijnsel der erfelijkheid. Dus krijg je vast ook veel beelden mee van je (voor)ouders..
* En dan is er ook nog zoiets als een collectief besef, anders gezegd: mensen hebben oerbeelden. De draak b.v. is niet echt door iemand ooit aanschouwd (hoewel?) maar uit een studie is gebleken, dat overal ter wereld de mensen ongeveer het zelfde beeld van een draak hebben!
* Dan nog: De mens heeft ook een oerbeeld van een huis: Een vierkantje (symbool van de aardse kristalachtige materiële wereld; en een driehoekje erop als symbool van de Goddelijke wereld. Zelfs eskimo of makondekindertjes tekenen dat zo. Als oerbeeld staat dit aan de hemel in het sterrenbeeld Cepheus, die het beeld is voor ons fysieke lichaam (vierhoek) waarin de geest (driehoek) kan wonen.
* De sterrenbeelden zijn ook veel meer dan een toevallig samenstelsel van sterren. Je mag dus best concluderen, dat de engelenwereld hier inspirerend werkt.*
* Tenslotte: Vanuit vorige levens nemen we ook nog herinneringen mee, die op een onbewuste manier beelden kunnen vormen in onze ziel.
“De planten zijn een objectivatie van ons geweten.”
Door de planten wordt –zij het onbewust- pure offervaardigheid getoond in hun onbaatzuchtigheid. Immers het ene proces gaat voorbij om het volgende proces mogelijk te maken: Nadat de plant gebloeid heeft, verdort hij om vrucht- en zaadvorming mogelijk te maken. Als de bloem zichzelf erg mooi zou vinden, zou ze niet willen verleppen (een verschijnsel, dat je bij veel mensen letterlijk tegenkomt.) (Niet alleen vrouwen die zich laten face-liften; ook oudere mannen die joggen). (De mens kan deze offerbereidheid hooguit benaderen, door b.v de deugden* te oefenen. De planten tonen in hun ether-gebaren een beeld van de kiem van onze levensgeest. Dat is díe staat van ons bewustzijn die wij ooit bereiken doordat we leren mee-leven, mee-lijden, dus offervaardigheid ontwikkelen. Of door scholingsoefeningen of door het leven zelf (wat iets langer duurt).
Door te boetseren werken we daar al aan: Wij maken dan zichtbaar wat net onder de drempel van ons bewustzijn plaatsvindt. Wij zitten doorgaans erg vast in onze gedachten, onze voorstellingen; door te boetseren, laten we onze handen doen wat we niet kunnen bedenken. We komen dan dichter bij dat gebied dat net onder die drempel ligt.
*) Hier volgen op verzoek de 12 deugden, die door de Theosofie bekend zijn geworden en door Steiner zijn aangevuld met een “vervulling”:
De 12 deugden:
21/03 – 20/04 Ram: Devotie (eerbied, vroomheid) wordt tot Offerkracht.
21/04 – 20/05 Stier: Innerlijk evenwicht wordt tot Vooruitgang.
21/05 – 20/06 Tweelingen: Uithoudingsvermogen (volharding, standvastigheid) wordt tot Trouw.
21/06 – 20/07 Kreeft: Onbaatzuchtigheid wordt tot Loutering.
21/07 – 20/08 Leeuw: Medelijden (erbarmen) wordt tot Vrijheid.
21/08 – 20/09 Maagd: Hoffelijkheid (vriendelijkheid) wordt tot in het menselijke contact tot een tact die recht uit het hart komt (= zoals jouw eigen harteklop).
21/09 – 20/10 Weegschaal: Tevredenheid wordt tot Gelatenheid (“Uw wil geschiede…”).
21/10 – 20/11 Schorpioen: Geduld (lijdzaamheid) wordt tot Inzicht.
(Adelaar)
21/11 – 20/12 Boogschutter: Gedachtencontrole (beheersing bij het spreken) wordt tot Waarheidsgevoel.
21/12 – 20/01 Steenbok: Moed (dapperheid) wordt tot Kracht van de Verlosser (kracht voor verlossing).
21/01 – 20/02 Waterman: Geheimhouding (zwijgzaamheid) wordt tot Meditatiekracht.
21/02 – 20/03 Vissen: Grootmoedigheid wordt tot Liefde.
3) In vier groepen zingen we het Robertskruid tot verschijning. De maat (waarin de aardewezens tot uiting worden gebracht) blijft aanvankelijk wat vaag. Opvallend is, dat het plantje niet echt wil verschijnen…
Nadat Nicolaas een kleine ondersteuning heeft gegeven bij de maat-aardewezens, gaat het hoorbaar beter met de andere wezens: ritme voor de blad/stengel-groei; intervallen voor de bladvormen; en melodie voor de gehele verschijning van het plantje, inclusief de bloem…
4) Nu gaan we gezamenlijk het plantje boetseren. Dat wil zeggen: Ieder boetseert haar eigen bloemonderdeel, haar eigen natuurwezenwerking. Als iedereen klaar is, wordt daar één “bouwwerk” van gemaakt. In en op elkaar gezet. Iedereen mag daaraan werken, een mooie sociale oefening.
5) Hierna proberen we de groei- en vormgebaren van het plantje te boetseren. (Dit is weer een individuele opdracht.) Probeer aan te voelen (dus juist niet te kijken) welk innerlijk gebaar dit plantje maakt en het daarom tot een “Robertskruid-wezentje” maakt.
6) Nu houden we ons “beeldje” voor onze zeven chakra’s; we proberen te voelen welke van de zeven het meest wordt “bewogen”. Je voelt hoe je reageert vanuit een bepaalde Lotusbloem. Meestal voel je een reactie bij twee. Een bepaald plantengebaar correspondeert met een bepaalde Lotusbloem, omdat de ontwikkeling hiervan samenhangt met een specifieke deugd (welke anders is dan een van de genoemde 12). Als het nou niet goed voelt bij één ervan, probeer dan iets aan je creatie te veranderen, waardoor het wel goed gaat voelen.
Behalve bij deze “oefening” die een bepaalde Lotusbloem activeert, gebeurt dat natuurlijk ook al als je op deze meditatieve manier naar de beweging, de gestiek, het gebaar in een plant kunt kijken.
Doe dat nu bij je chakra’s in de volgorde, waarin ze zich bij ons van nature ontwikkelen:
(1) Voorhoofd (2-bladige)
(2) Keel (16-bladige)
(3) Hart (12-bladige)
(4) Zonnevlecht (10-bladige)
(5) Onder de navel (6-bladige)
(6) Stuitje (4-bladige)
(7) Boven het hoofd (1000-bladige)
6b) Tenslotte geven we ons scheppinkje aan een buurvrouw om haar te laten ervaren wat het háár doet. De reacties heb ik niet kunnen opschrijven (ik was met de soep bezig).
Via de deugden die wij heel nauwkeurig en met aandacht kunnen oefenen (mediteren), zijn wij in staat om de helft van de bladeren bij elke Lotusbloem weer te laten “draaien”; de andere helft die heel vroeger als een menselijke kwaliteit vanzelf al draaide, (waardoor de mens van nature helderziend was) gaat dan ook weer functioneren.
Voor elke Lotusbloem zijn specifiek aangegeven oefeningen. Daardoor kunnen wij leren deze zielen-waarnemingsorganen weer te activeren.
Daarnaast is het noodzakelijk de 12 deugden nauwgezet en zonder ophouden te beoefen in het dagelijkse leven!
Bachdruppels hebben een vergelijkbare werking; alleen gebeurt dat in feite onbewust, zonder de persoonlijke inspanning van de cliënt.
Als we tussen dood en nieuwe geboorte alles uit het vorige leven hebben afgelegd, komen we bij onze eigen ster. We ontmoeten Christus als de Geworden Mensenzoon en aanschouwen hoe we zo kunnen worden door de ideeën van het Goddelijke plan die in de sterrenbeelden (buiten de rdeirenriem) staan ingeschreven, op aarde als idealen zullen ontwikkelen, waarbij we onszelf en de aarde kunnen omvormen; wij worden dan tot mensenzoon. Verschillende vanm die sterrenbeeld-idealen zullen we ons voornemen om uit te werken in een volgende incarnatie. Dan keren we door de sterrenbeeldsferen en de planeten terug naar de aarde. Hier komen we allerlei omstandigheden tegen die het ons mogelijk maken (of juist ook moeilijk maken!) om dat heilige voornemen uit te voeren. We werken daaraan wanneer we door alle weerstanden heen (innerlijk en uiterlijk) toch dat ideaal willen verwezenlijken, en daarmee een goede gewoonte ofwel deugd daadwerkelijk kunnen ontwikkelen…
MIDDAGDEEL:
Nicolaas wil ons laten kennismaken met de Waterwezens. Hij legt uit hoe deze natuurwezens geordend zijn:
Rangorde der Waterwezens:
1. De kleinsten in rangorde heten Ondinen of Nixen (Watermannen).
Zij onderhouden het evenwicht in waterlopen, meertjes, plassen, sloten, vijvers, etc; zij verspreiden de klank-vormkracht over het omringende land door te dansen aan de waterkant. Je neemt ze het beste waar (voelt hun werking, hun aanwezigheid) door op ca 8 meter afstand van de waterkant te gaan staan en zachtjes mee te wiegen: je laat dan hun astraallichaam op jouw etherlichaam spelen, waardoor je spieren door hen worden bewogen.
In de planten en bomen verzorgen de Ondinen de sapstromingen; datzelfde bewerken zij in dieren en ook bij ons, mensen. Ze zijn het best te benaderen in de maatsoort: kort/kort/lang/kort. (Een peon-ritmevoet.; dus zo: ^ ^ __ ^ )
2. Een trede hoger in bewustzijn staan de Nimfen (van weide, bos en meer).
Zij bewerkstelligen evenwicht en groei in het gebied dat zij bestrijken door het water te verlevendigen vanuit hun zielsmatige gebaren. Zij worden bestuurd door de Aartsengelen.
3. Alle Nimfen worden geleid door Landschapsnimfen of Nukken. Zij bewerkstelligen het ecologisch evenwicht in grotere natuurlijke milieus. Ontbossing veroorzaakt een disbalans in het systeem, waardoor overstromingen verwoestende werkingen kunnen hebben.
4. Deze staan onder leiding van een nog hogere Deva, de Koning der Nimfen (Indische naam: Varuna; Europese naam: Neptunus)
(Deze overzichtelijke indeling vind je in het boek van Nicolaas: “Werken met Elementenwezens”, pag. 96-98; het is bij hem te koop.)
(De hoogste groep van vuurwezens is de MUZEN. Zij inspireren tot cultuur; alle culturele uitingen worden door hen gedragen. Dat is: van het maken van muziek tot heel gewoon een hand geven. Dus ook bij het boetseren van de waterwezens b.v. dragen zij hun steentje bij…)
Waarnemings-excursie:
a) We rijden per auto naar een gebied (afslag Huizen van de A 27) waar de “Gooyersgracht” over een dammetje stoomt en een watervalletje veroorzaakt. Hier staan we dromerig (maar toch wakker!!) heen en weer te wiegen om beter in de sfeer van de waterwezens te komen. Ook de koeien aan de overkant in het weiland lijken mee te doen. Misschien hebben zij wel het juiste innerlijke gevoel om de Ondinen te kunnen waarnemen…
b) Als we de ethersfeer voldoende op ons hebben laten inwerken, is het de bedoeling dat we dit gevoel proberen uit te drukken in een vorm in de klei (die Nicolaas heeft meegenomen). We boffen, want we kunnen mooi op een grasrand zitten uít de wind ín de zon. Iedereen maakt zijn eigen vorm.
c) Daarna gaan we weer op onze plek staan bij de beek en nodigen een Ondine uit om mee te gaan naar de schooltuin, die wel een waterwezen gebruiken kan. Ook nu weer (evenals bij de aardewezens) zou je kunnen voelen, dat jouw creatie iets zwaarder wordt. Je zou ook een beeld kunnen krijgen, of je hoort een innerlijke stem, of je voelt gewoon iets. Neem dit serieus; het is jouw authentieke gewaarwording, die niet te vergelijken is met die van iemand anders. Vertrouw erop, dat dit aan jou iets te zeggen heeft.
d) Vervolgens gaan we in de auto’s terug naar school (met je aandacht bij de opdracht die je bezig bent uit te voeren; dus zonder veel te kletsen); dan plaats je jouw beeldje ergens in de schooltuin.
Nu vraagt Nicolaas ons, óm de school heen te lopen en het verschil te voelen; vóór de school (op het grasveld) voelt het anders dan áchter de school (op het plein). We lopen rond en velen van ons constateren inderdaad een andere werking; maar (denken we) dat komt ook omdat op het plein meer levendigheid van de kinderen hangt. (Dit is meer het astrale gebied)
Ook langs de randen van het plein heerst een andere sfeer (“jonger”, “nieuwer”) dan in het midden.
Op het grasveld voor de school vertoeven wel meer waterwezens dan op het drogere (stenen) plein. Bij deze waarneming stel je je meer op het ethergebied in. De Kastanjeboom op de hoek van het grasveld lijkt een wachterfunctie te hebben voor dit gehele terrein. Of, zegt Nicolaas, het is een wezen dat in de boom “woont”.
Er is te weinig tijd om nu nog iets te gaan boetseren, zodat we er alleen over praten.
Hier eindigt de tweede bijeenkomst.
De volgende keer (30 oktober) gaan we ons verdiepen in de lucht-/licht-/kleurwezens.
Namens Nicolaas en Margalit,
Met fraaie herfstgroet aan alle wezens,
Job.
VERSLAG van de 3E BIJEENKOMST van de CURSUS
NATUURWEZENS LEREN WAARNEMEN
30 Oktober
Vandaag gaan we ons bezighouden met de Licht-/Luchtwezens.
OCHTENDDEEL:
Job begint met de mededeling, dat de verslagen die over deze cursus gemaakt worden, niet geheim zijn en dat er vrij in bent ze aan derden door te geven. Daarbij dien je dan wel te beseffen, dat je dan ook zelf daarvoor verantwoordelijk bent.
Je zou je kunnen afvragen of het wel zinnig is ze zonder meer door te geven. Hoe geef je ze aan een ander? Even snel via e-mail? Moet je er tevens een uitleg bij geven?
Bedenk in het kader van deze cursus: Elke daad die je verricht, schept ook een wezen…
Op de vraag aan de cursisten of er op het gebied van natuurwezens-leren-waarnemen nog ervaringen zijn opgedaan in de afgelopen 3 weken, komt een aantal reacties:
· Ik liet een kind in het kader van Haloween een soort schedelachtige vorm van klei maken. Ik probeerde me open te stellen voor de mogelijkheid dat ook hier natuurwezens konden werken. En ziedaar: het kind maakte een Trol-achtig wezentje….
· Ik stond met een stevige storm aan de Amstel en vond het fascinerend te zien hoe hier de elementenwezens voortraasden. Toch voelde ik dat een werkelijke beleving nog ver van me af stond door de vele gedachten die er door mijn hoofd gingen.
· Ik liep langs de kust van de Noordzee, onderzocht en ervoer op 8 stappen van de branding de water-wezens; daarop zag ik op de golven hoe er dwars op de kust allerlei bewegingen zichtbaar waren.
· Ik werd met mijn dochtertje naar een voor mij vreemde plek “geloodst” en hoorde het bang makende geraas van een waterval; ik was bang voor mijn dochtertje hoewel ik haar vasthield en er ook een veilig hek stond. Ik bedacht dat ik (net als bij het stroompje van de vorige keer) eens op 8 meter afstand moest gaan staan. Door de aanwezigheid van een vriendin kwam ik er niet toe. Ik ga beslist terug om dat eens te ervaren…
* Nicolaas: Als we dat nu eens werkelijk zouden kunnen ervaren, dan waren er geen hekjes meer nodig; dan ontwikkelen we nu dus een soort “morele techniek”.
· Als je een boom omzaagt, wat gebeurt er dan met het boomwezen?
* N.: Die blijft dan op pijnlijke wijze achter in de stronk totdat het laatste sprankje leven uit de wortels verdwenen is. Je zou hem kunnen uitnodigen mee te gaan naar een andere (jongere) boom. Je hoeft niet eens een voorwerp (tak, stuk steen) te hebben; aan de aandacht waarmee je het doet, heeft zo’n wezen al genoeg. Als je een beeldje hebt gemaakt, gaat dat wel makkelijker.
* Bedenk daarnaast, dat er behalve een Boomwezen, die de boom ís, bv. ook nog andere wezens in de boom “wonen”. Dat zijn andere wezens
* Zelf beleefde Nicolaas eens, dat een Pan-wezen zich in zijn hart nestelde. Maar dat wezen “grapte”, dat hij niet bang hoefde te zijn, want hij zou er niet in blijven zitten.
* N.: Overigens, als je een boom snoeit, vindt hij dat niet erg; het is het bijhouden en verzorgen van de natuur. Het gaat er wel om met welke intentie je dat doet!
· Hoe communiceer je met Natuurwezens in een ander land?
* N.: Deze wezens spreken natuurlijk niet een bepaalde taal. Je communiceert via jouw gedachten in jouw eigen taal; ’t kan ook via beelden of stromen, die een gedachte onder woorden brengen.
“Ik werk ook met landschapswezens in Portugal; en hoewel ik geen Portugees spreek, “begrijpen” we elkaar wel.”
* Zet je bepaalde dingen niet erg vast doordat je ze “vangt, vastlegt ” in woorden?
* N.: Hoewel dat natuurlijk wel zo is, gaat het er toch om de dingen duidelijk te benoemen. Dat moet je wel steeds proberen te doen; want vage gevoelens zijn ook voor hen vaag; daar kunnen ze weinig mee. Vandaar ook dat we aan het eind van een oefening onze gevoelens (gedachten) in een klei-beeldje proberen te vatten, en ook in woorden.
Denk aan de term: “Be-grijpen”: Je probeert iets te grijpen, te “Be-vatten”.
De mens krijgt de opdracht van de schepper om de schepselen een Naam te geven. Daarmee kan hij ze ook begrijpen. (Genesis 2: 19- 21). Het is zelfs beter nóg concreter te worden.
Dat is ook de reden, dat we de ervaringen in klei proberen zichtbaar te maken. Vaak helpt dat ons ook, om er nóg meer van te ervaren, dan we eigenlijk dachten, omdat het denken zo abstract blijft en twijfelt of het wel iets waargenomen heeft, terwijl de handen gewoon hun werk doen op een heel ander, praktischer niveau, dat even reëel is….! Misschien dat we daarin onze ervaringen nog veel wezenlijker tot uitdrukking brengen; maar dat zijn we niet gewend..!
* Hebben de verschillende elementenwezens ook onderling contact?
* N.: Wonderlijk genoeg is dat lang niet altijd het geval. Dat hoeft ook niet; want ieder doet zijn eigen werk; dat is hun ónvrijheid. Het is een nieuwe taak van ons mensen om deze onderlinge verbinding meer en meer tot stand te brengen. De wezens zijn daar heel verbaasd over, maar ook dankbaar voor. Dit is nieuw in hun ontwikkeling. Want sinds 1960 treedt de engelen-wereld, die hen aanstuurde, steeds meer terug om de mensen hen te laten leiden. Aangezien weinig mensen hen waarnemen en zich van deze taak bewust zijn, zijn ook de element wezens “aan hun lot” – eigenlijk dus aan óns lot(!) – overgelaten. Bedenk, dat er nu woonwijken uit de grond gestampt worden, die op de tekentafels bedacht zijn, zonder enig besef wat er in het landschap met deze wezens gebeurt, dat er überhaupt bij allerlei “milieu”-regels niet echt rekening gehouden wordt met zoiets als de natuurwezens. Dan is het niet verwonderlijk, dat er onder deze wezens veel verwarring ontstaat. En dat ze in sommige gevallen ook gaan tegenwerken. Het is belangrijk dat mensen weten van de Landschapstempels! (zie verslag van vanmiddag)
* Het is wel zo, dat Steiner in de geestelijke wereld een school voor hen heeft gecreëerd, waar een aantal van deze wezens worden voorbereid op deze tijd door menskunde te studeren,
zodat zij niet geheel onvoorbereid deze verandering ondergaan. Maar zélf kunnen zij in de aardse sfeer weinig zelfstandig doen. Zij hebben daarbij de hulp en de aandacht van de mensen nodig!
* Van de schrijfster Hallywell verscheen het boek “Een zomer met het kleine volkje” waarin zij uitvoerig haar ontmoetingen en communicatie met de natuurwezens beschrijft. Hierin blijkt ook hoe zeer de wezens van ons mensen afhankelijk zijn (ISBN 90 60 38 4962). Ook vertelt een elementwezen haar van deze door Steiner gestichte school, en hoe hij daarvoor werd gevraagd om mee te doen.
* Maar bedenk wel, dat natuurwezens geen vrijheid en geen moraliteit hebben. Alles wat zij doen, komt dus voort uit een soort van wetmatigheid; zij handelen niet met voorbedachten rade uit wraak of uit onvrede, behalve wanneer zij zich niet erkend en gebruikt voelen: dan kunnen zij in het moment boos reageren, en kunnen zich dan in boosheid verenigen en zoiets als storm- (water- en lichtwezens), vuur- (warmtewezens) of koudereuzen (aardewezens) worden; de lager ontwikkelden onder hen kunnen niet overleggen om te besluiten of zij nu eens dit, dan wel iets anders zullen doen. Zij kúnnen niet anders! En worden soms gebruikt door hogere engelwezens. Zij reageren echter wel op onze moraliteit, zodat het weer wel degelijk door ons beïnvloed wordt.
* In de vroege mensheidsontwikkeling bezaten ook mensen die nog dicht bij de natuur stonden (de fase van de “gewaarwordingsziel”) dit geweten nog niet. En nu moeten elementwezens die zich als mensen incarneren om samen met ons in ontwikkeling te komen, dit ook ontwikkelen, doordat zij veel leed en medeleven dienen door te maken; zij verdichten dan rond hun hart iets dat lijkt op onze ik-organisatie (die zich in de warmte uitdrukt), waardoor ze zich als mens verder kunnen gaan ontwikkelen; hieruit maken we de hogere geestleden (geestzelf, levensgeest en geestmens) vanuit vrijheid en liefde.
Een voorbeeld van zo’n wezen is het personage in de Arthurlegende van “Morgana la Fay”; een fee-wezen. Zij bezit nog niet het morele besef, dat wat zij doet (slapen met Arthur, waaruit een bastaardzoon voortkomt) immoreel is. De kwade gevolgen en consequenties blijven dan ook niet uit!
* Ook Karlik (in het gelijknamige boekje van Ursula Burkhard, uitgeverij Vrij Geestesleven) heeft het vooral over het leven in het Nu; het genieten van dit moment: “Laat ons verheugen”.. Je zou bijna mogen zeggen, dat die lagere natuurwezens een beetje “autistisch” zijn. Ze doen alleen maar één ding, en verder niets! Toch kunnen ze wel enige empathie leren van de omgang met de mensen (de aandacht is het begin ervan!)
* UFO-wezens, zijn oorspronkelijk natuurwezens die zich soms tot in de materie kunnen verdichten. (unidentified flying objects). Ze hebben zich o.a. in de techniek verhard en nemen vormen aan door krachten van ons en de dieren te nemen die in het astraallichaam van mens en dier creërend gewerkt hebben en nog steeds werken. Het wonderlijke is, dat wanneer zij zich verdichten, zij een uitwendig skelet hebben, zoals insecten!
* Natuurwezens ondergaan dus in sterke mate de invloed die (onbewust, maar toch) door mensen op hen wordt uitgeoefend: Voorbeeld: Mount Shasta in Californië was een spirituele plek, waar een “Witte Broederschap” zorgde voor een goede sfeer. De hier heersende Deva kreeg later, toen veel meer mensen deze berg gingen “vereren”, sterke Luciferische krachten, rond de tijd dat de Broederschap zich terugtrok. In dit gebied heeft Nicolaas met een medewerker harmoniserend gewerkt om de Deva weer terug te voeren naar de werkelijkheid en haar eigenlijke taak.
* Ander voorbeeld: Een theekopje bevat diverse vastgezette wezens: de handige open vorm, het oortje om het te kunnen vasthouden, de platte bodem om het te kunnen neerzetten; het glas om erdoorheen te kunnen kijken.
Overal, in alle gebruiksvoorwerpen (machines etc) zijn dus elementwezens gevangen, die het ons mogelijk maken deze dingen te gebruiken. Dit wetend zouden we iets meer respect, aandacht en ook dankbaarheid kunnen opbrengen t.a.v. deze gevangen wezens.
* Het vastzetten van wezens behoort tot de “8e sfeer”. Dit is de huidige aardesfeer waarin Ahriman en Lucifer samenwerken. Zij werkten ook al samen toen zij Christus trachtten te verleiden, vlak nadat hij was geïncorporeerd in het lichaam van Jezus van Nazareth, na diens doop in de Jordaan.
“De Geest dreef Hem (Jezus) naar de woestijn, waar Hij 40 dagen vastte, om verzocht te worden door de duivel, de verzoeker (Mattheus 4): 1. “Zeg dat deze stenen brood worden”. Ahrimans verzoekingstruc) 2. ” Spring van het dak van de tempel, de engelen zullen U dragen.” (Lucifers poging). 3. De duivel nam Hem mee: “Aanbid mij en ik zal U de koninkrijken der aarde schenken. Jezus zegt dan: “Ga weg Satan.” (tegen beide verleiders?)
De andere evangelisten zijn ook niet duidelijk in hun woordgebruik: door de Satan (Marcus 1: 12-13); door de Duivel (Lucas 4: 1-13); niet genoemd bij Johannes.
Lucifer: lichtdrager, zelfzuchtig, richt zich op het Ik-bewustzijn van de mens, welke hij heeft gewekt; in de bijbel kom je hem tegen onder de naam: Duivel. (Hij treedt in Paradijsspel op) Ahriman: (Angrimaniu uit de oud Perzische literatuur), duisternis, hebzuchtig, richt zich op de onderwerping van de mens aan de materie, slaaf van de economie; in de bijbel wordt hij Satan(as) genoemd.(Deze treedt in het Driekoningenspel op).
Deze twee polaire machten werken nu samen om de mens van zijn ontwikkeling af te houden, anderszins hem sterker te maken om zich tegen deze verleiding teweer te kunnen stellen.
* Ook in bakstenen zitten de natuurwezens gevangen. (hoewel dat minder erg moet zijn dan b.v in beton; hiervan is o.a. het Goetheanum gebouwd. Dat lijkt een doodshoofd. OK dat is de buitenkant. Maar het gaat in wezen om de binnenkant, het innerlijke!
* Dan de Lierse Steinerschool. Die is door bovenbouwleerlingen gebouwd van strobalen. Ook de huizen van vroeger werden uit natuurlijke materialen vervaardigd: turf, graszoden, mest, hout, natuursteen uit de streek.
* Werken deze wezens ook mee bij een initiatief tot het vormen van een b.v. een nieuwe
werkgemeenschap, zoals een nieuwe school, of een vereniging? En op welke manier doen ze dat? Wat gebeurt er als er b.v. ruzie ontstaat of als het helemaal niet lukt…?
* N.: Jazeker werken ze mee. In een menselijke samenwerkingsvorm, van huwelijk tot maatschappelijke organisatie tot bedrijf, werken “gevallen Aartsengelen”, die zich met de aarde verbonden hebben, als inspiratoren. Zij kunnen wel degelijk roet in het eten strooien. Denk dan maar rustig aan Drakenwezens! En bij onenigheid tussen de deelnemende mensen gaat het om element/gedachtewezens die nog niet zozeer verlost zijn ofwel genoeg doorlicht met het bewustzijn.
Daarbij is het belangrijk dat je ervan uitgaat, dat zo’n initiatief, evenals elk levend organisme 7 “organen” heeft! En dat dus ook de betreffende Planeet-engelen inwerken op deze organen, zoals ze dat ook doen op de fysieke organen van ons menselijk lichaam. Door heel secuur en bewust met deze planeetkrachten om te gaan, ben je in staat die gevallen Aartsengelen te helen en te verheffen (ja heus!). Terwijl wíj positief werken op hún ontwikkeling, gaan zíj dan ook positief meewerken in ónze organisatie (zij willen in wezen omgevormd en verlost worden).
-De driegeleding zonder deze kennis en praktische toepassing willen invoeren, is tot mislukken gedoemd.
De 7 organen van een organisatie kunnen we als volgt onderscheiden:
1. Onderzoek. (Saturnus)
2. Beleid, (directie, aandeelhouders, Raad van Commissarissen; dit onderdeel is vaak te “zwaar”. (Jupiter)
3. Management (de praktische uitvoering; de faciliteiten scheppen) (Mars)
4. Administratie en Secretariaat. (Venus)
5. In- en Verkoop (Mercurius)
6. Productieafdelingen (arbeiders op de werkvloer) (Maan)
7. Medezeggenschapsraad. MZR (Zon) Het is de bedoeling dat de zonnekrachten (=een goede evenwichtige MZR) het hele bedrijf overstralen; in elk geval moet ze nadrukkelijk in het beleid aanwezig zijn.
Grote organisaties, als Shell en Philips worden misschien wel begeleid door Aartsengel die zich op aan het werken is tot een Tijdsgeest, een Archai-wezen. Zij bepalen het gezicht van onze huidige tijd. Ook hun inspanningen (b.v. om derde wereld landen te helpen) moet gezien worden in dit licht. (Hoewel er natuurlijk ook egoïstische financiële motieven een rol spelen!)
* We zijn het erover eens, dat er blijkbaar ook wezens aan het werk zijn in deze bijeenkomst, die met dit uitgebreide algemene vragen- en opmerkingenlijstje “moest” beginnen.
* Nu gaan we naar de bespreking van de Licht-/Luchtwezens toe:
1. De Sylfen hebben de kleinste taak: Nu treft men hun werking aan in de kleuring der bladeren; de herfst is bij uitstek een goed jaargetijde om ze te kunnen waarnemen; zij maken zich los uit de kleur der bladeren en gaan weer terug naar hun etherische vormloosheid.
2. De Ruimte-feëen bestrijken een groter gebied; zij werken vanuit de astrale sfeer door middel van gevoelens, waarmee ze harmonie in de ruimte brengen en zo de stemming op een bepaalde plaats bepalen.
3. De Landschapsengelen of –deva’s; zij zijn engelen van Moeder Aarde, Moeder Sofia; deze staan naast de hemelse hiërarchie die van God de Vader stammen. Zij vertegenwoordigen een meer vrouwelijke energie: omhullend, verzorgend, begeleidend, (zoals Venus en als metaal het Koper doen).
* Zelfs als wij praten, scheppen wij deze wezens:
De Waterwezens dragen de klanken door de ruimte. Waterwezens zijn in staat de lagere tonen ver te kunnen dragen. Over zee, of door de mist kun je dat waarnemen.
De Luchtwezens geven klankkleur aan de klanken; in onze spraak meer de klinkers, maar ook de klankkleur van stemmen.; zij dragen met name de hoge tonen in droge lucht veel verder.
Warmtewezens wonen in de warmte (enthousiasme) waarmee iets gezegd wordt, en geven ook warmte aan een toon of klank; terwijl de Aardewezens te vinden zijn in de gevormdheid waarmee gesproken wordt, de articulatie, in onze spraak veelal de consonanten.
—-En hierbij hebben we het nog niet eens gehad over de inhoud van wat gezegd wordt!—
Dan is er ook nog het taalgebied, waar een volk woont; die wordt bepaald door de geaardheid van de grond (vlak, vochtig, hoogteverschillen). Leeft men in een berggebied, dan wordt de taal zingerig, en krijgt deze hardere medeklinkers (meer kontoeren; bijvoorbeeld Noorwegen, Zwitserland)). Is er veel kleur in de natuur, dan zullen duidelijker klinker-klanken voorkomen (Italië, Nederland).
Dit alles heeft te maken met de taalgeest die zich met verschillende volkszielen en daarmee taalgebieden verbinden.
Je kunt hieruit opmaken, dat je een vreemde taal dus beter en sneller leert in het land zelf; niet alleen omdat je de taal meer hoort spreken (fysiek/materieel), maar omdat er andere (erbij behorende en inspirerende) wezens in meewerken.
In een iets kleiner verband werkt dit ook zo bij dialecten…
* Ook in onze gebaren worden wezens geschapen; Dit is belangrijk voor onze houding in de peuter/kleuterklas.
* We kijken nu naar de Paarse Dovenetel, die Nicolaas heeft meegenomen:
De stengel is opvallend vierkant-vormig.Vanuit het zaad werken de aarde-vormwezens nog stevig door in de stengel (muzikaal te beleven in de 4/4 maatvorm). Dan zetten de waterwezens de groei voort met op ritmische afstanden de aanzet der bladeren; zelfs ook waar de stengel horizontaal groeit, nieuwe “plantjes” in de okselknoppen van de bladeren; onderaan zijn de bladeren ronder, minder ingesneden (grotere waterwezen-invloed) dan bovenaan, waar de insnijdingen veel dieper zijn (lucht/lichtwezen-invloed), dit kun je uitdrukken door intervallen. Tenslotte verschijnt het paarse bloempje als kroon en complete verschijning van deze plant in zijn totaliteit, wat we kunnen laten horen als een melodie.
We bouwen de plant weer zingend op in vier groepen: maat, ritme, intervallen, melodie.
* Overigens gaan wij bij elke wilshandeling ook zo te werk, alleen dan omgekeerd:
Wanneer we een daad willen uitvoeren, duikt ons ik, levend in de warmte, in het zielenlichaam; daardoor ontstaan er tonen, en de intervallen ertussen zijn de werkingen der gevoelens. Wanneer er zich een sympathisch gevoel mee verbindt, kan het zielenlichaam zich dus met de voorgenomen daad verbinden. Het ik trekt zich uit de ziel terug, en deze drukt zich af op het levenslichaam. Dan ontstaat er hetzelfde als wanneer wind over het water gaat, namelijk wervelingen (golven); ritmen. De tonen kleden zich met ritmen. Het levenslichaam voegt zich vervolgens naar het fysieke lichaam, waar de organen de maat stellen, ofwel de ritmische tonen kleden zich in maat; en men voert de daad uit met het fysieke lichaam. Aan elke daad gaat dus een symfonische beweging vooraf..
Na deze waarnemingen en scheppingsklanken gaan we ons eigen “wezensonderdeel” boetseren. Er is te weinig tijd om het nog tot één geheel samen te voegen…
MIDDAGDEEL
Voordat we naar de hei gaan, zet Nicolaas uiteen wat we gaan doen:
Elk gebied (zo groot als een land, of Europa, of ook kleinschaliger als een tuin) wordt als een etherische eenheid beschouwd: de Landschapstempel. Deze wordt beheerd door een groter (of kleiner) wezen, al naar gelang de grootte van het gebied: de Landschapsengel of Landschapsdeva.
Het is duidelijk dat deze landschapstempels elkaar ook kunnen doorkruisen.
Zo’n gebied wordt bepaald door drie krachtpunten, die in een gelijkbenige driehoek van elkaar verwijderd liggen.
* Voorbeeld: De Mookerheide. Daar kan de Deva zich niet met het landschap verbinden omdat twee van haar punten door granaten geschonden zijn (nitroglycerine en kruid slaan gaten in het astraallichaam van Moeder Aarde; de atmosfeer); ze hangt er dan boven. Dit zie je dan aan de ziekelijke groei van de planten en de bomen, door de te grote droogte. Ook is nog veel onrust vanwege de vele daar gesneuvelde soldaten en hun nog ronddolende zielen. In dit gebied werkt Nicolaas al enige tijd genezend en harmoniserend met een groep mensen. De groep vraagt haar dan om toch de verbinding met de aarde aan te gaan. Voor landschapswerk is 4 het minimum.
* Ander voorbeeld: De Veluwe heeft zo’n driehoek, landschapstempel, die zich uitstrekt van Almen (bij Zutphen) naar Driebergen/Zeist (een theekoepeltje staat precies op die plek, vast niet toevallig) naar vermoedelijk Urk.
De wezens waren al in verwarring toen door het punt in Driebergen de HSL-spoorlijn aangelegd zou worden. Dat merken ze onmiddellijk. Ze konden ook weer gerustgesteld worden, toen dat niet doorging.
* Bij de oude concentratiekampen in Duitsland en Polen is het ook moeilijk voor Deva’s om weer die verbinding met de aarde te maken, vanwege de wandaden die daar aan en door mensen zijn verricht. Ook daar werkt Nicolaas met een groep.
1. Het eerste punt heet het Instromings-punt, dat bewaakt wordt door een Witte Deva (dezelfde Deva in haar instromingsgedaante). Op deze plek stromen de kosmische krachten in de aarde binnen. Je kunt dan een etherische zuil zien van verdichte naar de aarde stromende lucht. Hier hoort de landschapsengel de sferenmuziek; zij brengt die over op de aarde-, vuur-, water- en de licht-/luchtwezens, welke laatsten (c.q. de ruimtefeeën) het de omgeving in dansen.
2. Het tweede punt is het Transformatie-punt; dit wordt beschermd door een Zwarte Deva. De ruimtefeeën dansen het door de ruimte naar dit punt toe; hier worden de kosmische en de aardse krachten verteerd en als in een synthese samen omgewerkt, zodat er een gezond makende helende werking ontstaat.
De feeën dragen deze harmonieën door de ruimte naar het uitstromingspunt; de nimfen dragen deze.
3. In het derde punt, het Uitstromings-punt, begeleid door een Blauwe Deva, stromen de getransformeerde energiestromen weer terug naar de hemel. Er gaat hier een onderaardse stroom van verfijnde levenskracht terug naar het instromingspunt.
Op weg naar de hei moeten we letten op de kleurende bladeren van enkele bomen op het grasveldje voor de school, waar de sylfen zich bevrijden uit de bladeren. (Ik herinner me weinig opvallende reacties.)
Op de hei vertelt Nicolaas over de bijzondere krachten die de licht-/luchtwezens in hun samenwerking ontwikkelen:
De Landschapsdeva (de vorige keer dat Niocolaas hier was, heeft hij haar al “ontmoet”; zij toonde zich wat argwanend) was nu welwillender. Zij is er nog niet zo lang; n.l. pas sinds de laatste ijstijd!!!!!
Haar koele stemming heeft te maken met de vervuilende invloed van o.m. de grote wereldomroep-zendmast in Hilversum. Ook de vele andere zendmasten en mobieltjes hebben een negatieve werking; zij maken gebruik van dezelfde frequentie als waterstof heeft; en deze substantie is eigenlijk bedoeld als drager van menselijke warmtekrachten. Daaraan zal het dus moeten gaan mankeren….
Nog niet zo heel lang geleden werkten tovenaars en heksen (wicca;’s) met deze energieën, wezens. Zij werden door de kerken in de ban en op de brandstapels gegooid als zijnde bedreigend voor de kerk.
Maar de oude punten van de Landschapstempels werden wel gebruikt om er Christelijke kerken en kathedralen op te bouwen. (Chartres is zo’n voorbeeld: Je vindt daar in de crypte een beeld van de Zwarte Madonna, wat aangeeft dat het daar om een transformatiepunt gaat. Überhaupt is de verering van Maria een verchristelijkte doorwerking van het weten omtrent deze landsschapsdeva’s.; de drie Maria’s waren alledrie boden van Moeder Aarde/Moeder Sofia, en zijn eigenlijk haar engelen, net zoals de landschapsengelen.
De bestseller van Dan Brown “De Da Vinci Code” (ISBN 90 245 4800 4) beschrijft heel aangrijpend (en spannend) hoe die oude vrouwelijke etherische aarde-krachten (die bewaard werden door een geheim genootschap) vernietigd werden door de paternale RK-kerk om de macht over het volk te behouden.
Ook Marco Pokacnik (titel: “Die Landschaft der Engel”) beschrijft deze werkingen van de landschapsdeva’s, alsook hoe men hen kan genezen (in ‘De Aarde Genezen’).
Voorbereiding: We staan in een kring en zingen de sfeer van de dag, van onszelf op dit moment; zo komen we met onze eigen stemmingen, maar trachten daardoor een objectieve sfeer te bereiken, een benadering van de harmonie der sfreren van dat moment. Aangezien de Deva dit ook hoort van de nog hogere Deva der Sferenharmonieën, van bovenaf, zal dit haar verbazen nu van mensen te horen, en zich meer open willen stellen voor ons, zodat we beter in staat zijn haar te ontmoeten. (Pas op dat je niet “in slaap raakt”. Dat is ook zo’n voorkomend verleidelijk gevoel. Blijft er wakker en bewust bij!). Nicolaas speelt tegen deze stemmingsimprovisatie op zijn lier kleine melodieën in verschillende tonaliteiten, maten en ritmen, corresponderend met de 10 planeten zoals die op dat moment aan de hemel staan en naar de aarde klinken.
Het zijn de 10 planeten die in de horoscoop (vooraf gemaakt door Nicolaas) een bepaalde invloed hebben via hun specifieke constellaties op dít moment.
Op 24 oktober stond er een pentagram aan de hemel van 5 planeten (Jupiter, Saturnus, Neptunus, Uranus en Venus); dit komt maar eens per zoveel eeuwen voor; het geeft een mogelijkheid aan, dat de geestelijke wereld op aarde iets wil bewerkstelligen.
Er gebeuren dan ook wonderlijke dingen in de wereld, in ieders eigen leven.
Vroeger heeft men uit planetenstanden de kwintencirkel afgeleid, waaruit de majeurtoonladders zijn ontwikkeld. Sommige mensen kunnen het ook nu nog hóren, wanneer er een ster boven de horizon verschijnt!
Dan gaan we naar de plaats waar het Instromingspunt is. We proberen de verdichte etherzuil waar te nemen. Katrijn gaat er in staan. Enkelen voelen wel vibraties; of trillingen in de lucht, of zien dat de zuil naar boven toe zich verwijdt. Als we even later in de kring weer staan te zingen met begeleiding van Nicolaas’ lier, zoemt een dikke hommel om het hoofd van Katrijn. Nicolaas vindt dat niet zo gek!
* Het is heel gewoon, wanneer je bij je waarnemingen aan jezelf (of aan anderen) twijfelt! Niemand kan het fysiek bewijzen; dan dat je b.v. ziet dat na enige tijd de vegetatie in een gebied verandert. Blijf getrouw dooroefenen; het is een geheel nieuwe wereld die zich wel aan jou wil openbaren.
– Een warm gevoel, een trilling, een glimlach bij jezelf, een blijde gedachte, een smalle glansstrook zien, een stroming voelen, een gevoel van omarmd te worden: Het kúnnen allemaal aanwijzingen zijn tot een eerste waarneming van natuurwezens ofwel een landschapspunt.
Je kunt ook gewoon een vraag stellen aan de Deva, of jezelf bekend maken. Misschien krijg je een boodschap of een antwoord; probeer ervoor open te staan.
Nicolaas neemt waar dat de Deva lijdt onder de versnippering van de natuur; de invloed van de zendmasten.
Nu lopen we naar het Transformatiepunt (ca 800 m verderop), waar een bankje staat (vast niet toevallig). We moeten onderweg goed letten op luchtbewegingen, de dansen der ruimtefeeën.
Zo’n punt komt ook voor in het Finse epos, de Kalewala, waar gesproken wordt over de “veelkleurige Sampo” .
Soms worden deze punten wel extra gemarkeerd door steencirkels (zoals in Stonehenge); ook Marijke had zo’n eenvoudiger cirkel gezien in Schotland. Vaak verblijft er bij zo’n cirkel ook nog een geestelijke wachter. (Een gestorven ziel? Iemand die ooit geofferd is?)
Bij dit punt gaan we in een cirkel staan zingen: vermiljoen-rood (voor het Ik); veridiaan-groen (voor het astraallichaam); perzikbloesem-rose (voor het etherlichaam); en ook nog blauw voor het fysieke lichaam); tenslotte omhullen we dat met een sluier van mauve.
We bespreken de ervaringen niet op diezelfde plek, maar iets verderop, om hem niet te verontreinigen (door onze mogelijke Luciferische gevoelens).
Ervaringen: Door hier te zingen worden de natuurwezens al heel duidelijk geholpen. We voelen ons er zelf goed bij; een warm gevoel; in harmonie. Toen we 4 stappen achteruit deden, merkten enkelen dat het kouder werd!
Tijdens de wandeling naar het 3e punt, het Uitstromingspunt, moeten we weer op de enigszins andere sfeer in de lucht letten; hier dansen ook weer ruimtefeeën, maar die hebben nu een andere boodschap; dus je zou iets anders moeten kunnen beleven.
Ook hier zingen we weer een kleur, staande in een kring. Onderweg terug bespreken we de ervaringen.
Wat ik er nog van weet: We konden hier steviger zingen; we voelden ons meer een eenheid; geïnspireerd door de wezens (die er zelf natuurlijk heel dichtbij zijn); de etherrommel, die door zo’n Transformatiepunt vrijkomt, en getransformeerd via het Uitstromingspunt weer naar de kosmos teruggaat, is toch belangrijk voor die etherwezens.Vergeet niet dat wat wij onze zielen-rommel noemen, eigenlijk ontstaat doordat ons geweten niet meer in overeenstemming is met de werkelijkheid, met onze daden. Daarover hebben we wroeging. Maar die moraliteitsstrijd die we hierdoor voeren, is voedsel voor de natuurwezens; daaraan leren zij.
We zijn al ver over 16.00 uur heen, dus van boetseren komt nu niets meer.
VERSLAG van de 4e –en laatste- BIJEENKOMST van de CURSUS
“NATUURWEZENS LEREN WAARNEMEN”
Datum: 20 november 2004.
Vandaag gaan we ons bezighouden met de VUURWEZENS.
OCHTENDDEEL:
Op verzoek van Nicolaas beginnen we meteen met zang-oefening:
We zingen deze keer de zonsopkomst van vandaag: Beetje vriesachtig, Dikke wolkenformaties, af en toe opklaringen, kobalt blauw, grijs. Lichtstralen, dan weer diffuus licht, regen-, hagelvlagen. Langzaam breekt de zon daar doorheen….
Het klinkt weer bijzonder mooi!
Zelfs de vorst was te horen.
Enkele zijwegen:
Tal vertelde, dat ze veel meer let op natuurgeluiden en nu vooral vogels hoort; vóór de cursus niet.
* Hagel en sneeuw worden geformeerd door aarde-wezens (!), want er verschijnt in een (kristal)vorm. Gnomen, maar ook ijsreuzen (bij vorstperioden zodat water ijs wordt!) doen dan hun werk. Zij worden dan bij grote “opdrachten” door engelwezens gestuurd.
* Je kunt natuurwezens wel degelijk uitnodigen hun werk te doen. In Portugal heeft Nicolaas op droge plekken, waar vaak bosbranden voorkomen, een regendans uitgevoerd en bomen als brandwachters ingesteld. Met succes. Er kwam inderdaad regen en geen bosbrand op die plek.
* Vuurwezens die klaar zijn met hun werk in de late zomer (bloemen uitgebloeid, vruchten zijn rijp) hebben geen houvast ergens in, kunnen zich gaan zich vervelen en verbinden zich dan b.v. met wespen (die agressief worden) of ook zelfs met “hangjongeren”, die gaan klieren.
* Orkanen zijn nodig voor het herstel van de ethersfeer; Engelen zien erop toe, dat er niet nog meer onheil wordt veroorzaakt dan zij toch al doen… (Zo kun je het ook bekijken)
In de Golf van Biskaye ontstaan vaak de tropische stormen. Boven de Azoren groeien de depressies voor ons.
* We gaan even”de diepte in”:
Tegenover de 9 Engelhiërarchieën in de geestelijke wereld, staan de 9 Tegensferen steeds dieper naar de kern van de aarde toe, die daar hun werkingen hebben.
Werken met deze wezens wordt door Nicolaas als hogeschoolwerk beschouwd, omdat we hier met enorme krachten en Tegenmachten te maken krijgen:
(Het nu volgende overzicht komt uit Nicolaas’ boek “Werken met elementwezens” (blz. 133-135).
1. Vaste aarde. De tegengedachten van de Tegen-Engelen hebben de vorm van stenen, gewelven; hier leven Kobolden en Fantomen; het is de spiegeling van de Maansfeer, waarin de Tegen-Engelen actief zijn.
2. Vloeibare aarde. Magma verdrijft leven; aardolie bergt Drakenkrachten; deze krachten van de Tegen-Aartsengelen bewerken mechanisch-Ahrimanische denkbeelden, sociale Spoken. Het is de spiegeling van de Mercuriussfeer van de Aartsengelen.
3. Lucht-aarde. Aardgas is warmte- en vormkracht onder druk (waterstof en koolstof); dit leidt tot vernietiging van substantie door de Tegen-Persoonlijkheidsmachten; lust wordt door hen in pijn omgezet vanuit ongerichte Wilsgeesten (Klopgeesten kunnen ontstaan). Dit alles samen met angstgevoelens is het zielenvoedsel voor Demonen; ook de Tegen-Gnomen. Het is de spiegeling van de Venussfeer waarin de Tegen-Geesten van de Persoonlijkheid (Tegen-Archai) actief zijn.
4. Vorm-/wateraarde. De Tegen-Vormgeesten maken negatieve beelden van fysieke dingen; scheppen dus een lege ruimte, waarbij de eigenschappen naar de periferie worden geprojecteerd; dit maakt elk idee tot een ding, tot een leeg hulsel. (Veel praten, maar niks zeggen) Het is de spiegeling van de Zonnesfeer, waarin de Tegen-Vormgeesten, de Tegen-Exousiai, actief zijn.
5. Vruchtaarde. De Tegen-Bewegers in deze sfeer bewerken zwamachtige levensgroeikracht, snelle nieuwvormingen. Ongeduld, hectische situaties, overhaaste besluiten, “druk,druk,druk!” Dit is de spiegeling van de Marssfeer waarin de Tegen-Bewegers, de Tegen-Dynamis, actief zijn.
6. Vuuraarde. De Tegen-wijsheidsgeesten veroorzaken hier gewaarwordingen en wil, die aanzet geven tot lijden; je ziet het in geweldfilms en agressieve randjongeren; dit is de oorzaak van aardbevingen, maar ook vulkaanuitbarstingen. Het is de spiegelingssfeer van Jupiter, waarin de Tegen-Wijsheidsgeesten of Tegen-Kyriotetes actief zijn.
7. Aardspiegel. De Tegen-Tronen keren elke aardse eigenschap om in zijn tegendeel; de omkering van de wil; dit veroorzaakt wantrouwen en onbegrip. Het is de spiegelingssfeer van Saturnus, het aangrijpingspunt voor de Tegen-Tronen.
8. Versplinteraar. De Tegen-Cherub (Ahriman) versplintert en vermenigvuldigt morele eigenschappen; het is de oorzaak van veel strijd en disharmonie. Het recht, gebaseerd op wijsheid, is zonder liefde! Dan wordt dit moraalloos. Mens en aarde worden gezien als werktuigen. Dit is de Tegensfeer van Uranus, van waaruit de Tegen-Cherubijnen hun werk doen.
9. Aardkern. De Tegen-Seraf leeft hier in diepe duisternis en haat en veroorzaakt zwarte magie. Het is de spiegeling van de sfeer van Neptunus, waarin de Tegen-Serafijnen werkzaam zijn
Ook deze wezens willen verlost worden….
(Tot zover. Terug naar de cursus.)
* Boven onze kosmos bestaan ook nog 3 x 7 = 21 sferen, voor de Vader God-schepper), de Moeder (Isis-Sophia, ook Moeder aarde, of Gaia) en de Zoon. (Christus).
Er is een wonderlijk verhaal uit de Nag Hammadi geschriften dat Ahriman onze aarde schiep, met 6 helpers; Isis-Sophia trok zich terug in de kern van de aarde; nadat de 9 sluiers van duisternis zijn weggenomen kunnen we haar weer zien. Je herkent hier de diepere intentie van verlossing. Christus doorlicht de hierboven genoemde 9 lagen; als Christus sterft staat er: “Nedergedaald ter helle…”
* Rondom de moord op Theo van Gogh zijn ook veel negatieve wezens werkzaam, die hij voor een groot deel ook zelf geschapen heeft met zijn uitlatingen. Dit zijn wel heel negatieve wezens, de z.g. Asura’s de Sorat-wezens (op het Tijdgeestenniveau, Archai), die slechts uitzijn op vernietiging van wat leeft en goed is. Denk aan de zelfmoord-terroristen!
* Eén van ons maakt de opmerking bij alle wijsheid over de natuurwezens: ”Hoe méér ik hoor, hoe dómmer ik me voel.”
Aanvulling van een ander: Daarbij hoort ook als consequentie: “Hoe meer je weet, hoe verantwoordelijker je wordt voor wat je doet en zegt en denkt.”.
* In de Nag Hammadi-geschriften (een uitgave van Ankh Hermes) staat over dit alles nog veel meer te lezen.
* Er was een tijd dat de mens de kleuren van de regenboog niet kon waarnemen.Vandaar dat die regenboogbrug (de Bifröst-brug in de Noorse mythologie, toegang gevend tot het Godenland) bewaakt moest worden door Heimdal met zijn machtige hoorn.
Rood altijd boven bij de regenboog, behalve bij twee bogen; dan is de tweede (bovenste, vaagste)
tegengesteld aan de onderste, de duidelijkste. Eigenlijk zien wij maar een beperkt scala van de kleuren (namelijk zeven, een octaaf); het infra-rood (boven) en het ultra-violet nemen wij – in deze mensheidsfase, nog!? – niet waar, zoals ook heel hoge en dito lage tonen voor ons onwaarneembaar zijn. Indigo is de laatste kleur die sinds een paar eeuwen voor ons waarneembaar geworden is. Groen kwam pas in de Egyptische tijd; de natuur nam men toen als blauw waar.
De werking van kleuren is heel bijzonder: Bedenk maar, dat kleuren de objectivaties van onze gevoelens zijn. Elk orgaan is gevormd m.b.v. een eigen (planeet-)kleur. De chakra’s, die net op de grens van het ether- en het astraallichaam liggen, hebben ook hun eigen kleuren. Het gaat erom dat wij verbindingen leren maken tussen de kleuren, tussen de organen, tussen de chakra’s; daardoor leren wij ook beter in de onzichtbare wereld waarnemen.
* Onderscheiding der Vuurwezens:
1. De laagste orde is die der Vuursalamanders. In het vuur zijn zij gebonden aan de vlammen en aan de nagloeiende resten. Eigenlijk zijn de uitgebrande restanten meestal (altijd) wit, net als bij doodsbeenderen, of de wasbleke lijkkleur van een gestorvene. Er gebeurt ook eigenlijk hetzelfde. Er vindt een geweldig transformatieproces plaats. Trouwens de kleur van het fysiek is wit als
louter vorm. Later geven de licht-/luchtwezens er de kleur aan.
Wel is het zo, dat verschillende materialen anders (kleurig) branden. Denk aan geverfd hout: de gevangen licht/luchtwezens gaan eruit; en dat ruik je! (Denk ook aan plastic en rubber)
Tevens zie je hun werking bij de sterretjes die wegspatten bij het slijpen van ijzer; de speciale geur (Luchtwezens) die daarbij vrijkomt, is de Ozon.
Ook bij knoppen van bloemen en bij het rijp worden van vruchten zijn zij actief aanwezig. In de herfst zie je ze ook (samen met de Lichtwezens), wanneer er een soort vlamwerking door een groep bomen is gegaan; enkele takken, of sommige bomen zijn mooier, feller gekleurd dan de rest die erom heen staat.
2. De volgende groep is die der Lichtbolwezens (Dit heeft niets met bliksembollen te maken; daarover straks) Zij werken zo dat zij de rechtlijnig invallende lichtstralen en hun warmte verspreiden in duistere koude, niet door de zon beschenen ruimten.
3. De hoogste groep zijn de Muzen. Zij werken vanuit de hoeken van een ruimte (ook buiten) en inspireren mens en natuur met hoge gedachten die warmte verkrijgen doordat er zich enthousiasme mee verbindt!
* De vier Natuurwezengroepen komen natuurlijk bij de vier seizoenen voor:
A) Als we kijken naar de religieuze kant en dan vooral letten op de jaarfeesten, dan kunnen we de volgende indeling maken:
1. Kerstmis: Aarde-element van de Vormkracht: – Jezus’ fysieke geboorte. Aartsengel Gabriël.
2. Pasen: Water-element van het stromende leven; etherkrachten. ,, Rafael.
3. Pinksteren: Lucht-element: Spreken in talen, communicatie astrale krachten. ,, Uriel
4. Michael: Vuurelement; Ik-krachten van de strijd tegen de draken. ,, Michael
In het boek “ Het beleven van het jaar (in vier kosmische imaginaties)” beschrijft Steiner heel beeldend de werking van deze vier aartsengelen. In het 5e hoofdstuk gaat hij in op het feit, dat er ook een werking dwars door de aarde heen gaat, wanneer het op het tegengestelde aardehalfrond een tegengesteld seizoen is. Daarbij wordt prachtig beschreven hoe de Aartsengelen werkend met de menselijke intenties de “gouden emmers” aan elkaar doorgeven, als beeld voor het continue proces van het jaarverloop, ook in de gehele kosmos.
Uitgegeven bij Pentagon ISBN 90-72052-42-0.
B) Als we kijken naar de biologische aarde-kant van de seizoenen dan ziet het er zo uit:
1. Lente: Begin van de wilsimpuls: Sterrenbeeld: Ram, vuurteken.
2. Zomer: Grote groei en leven van de natuur. Sterrenbeeld: Kreeft, waterteken.
3. Herfst: Afnemen van de levenskrachten geur, kleur. Sterrenbeeld Weegschaal, licht/luchtteken
4. Winter: Zaden in de grond, koude, verstarde vormen. Sterrenbeeld. Steenbok aardeteken.
* De natuurwezens hebben in het geheel der schepping als groep de volgende eigen globale opdracht:
Aardewezens: Vorm te geven aan wat levend wil worden.
Waterwezens: Het leven in tijdsverloop brengen door de ritmische stroming.
Licht/Luchtwezens: Zielenkwaliteiten in harmonie met elkaar brengen
Vuurwezens: Door vertering de transformatie tot licht brengen.
* Vervolg vuurwezens:
Naast de gewone gangbare verschijnselen bij de vuurwezens, merken wij ook de werking in ons zelf op, wanneer wij op enig gebied een wilsimpuls tot uitvoering brengen.
Je staat b.v. voor een roodstoplicht en voelt je ongeduld steeds groter worden. L L L L !
Hier zijn vuurwezens in jouw wil aan het werk.
Een nauwkeuriger onderscheiding:
In het fysieke lichaam leven de instincten (heel basaal, dierlijk; je kunt niet ánders).
In het ether- (of gewoonte)-lichaam leven de driften (nauwelijks te controleren)
In het astraal- (of zielen)-lichaam uiten deze zich in begeerten (denk aan verslavingen).
Veel meer hierover (en over dubbelgangers) staat te lezen in het boek van Bernard Lievegoed: “Mens op de drempel”
Hfdst. 8: d) “De onverloste natuurwezens als dubbelganger”.
Ook over grote natuurwezens: Hfdst. 3: “De weg naar buiten: de Noordelijke Mysteriën”.
(Uitgeverij Vrij Geestesleven; ISBN 90-6038-179-3)
We gaan nu een laat nog bloeiende -bij gebrek aan een gastheer- kruipende Oost-Indische Kers bekijken en daarna weer zingen; in de ons nu wel bekende vier groepen.
Vorm: Maat
Groei, blad stengel: Ritme
Vorm, bloem: Intervallen
Het geheel: Melodie
Het klinkt goed, vindt Nicolaas. We raken nog eens gevorderd en ervaren, echt Oost-Indische kers-achtig….Toch?!
Hierna gaan we ieder zijn eigen natuurwezen-sfeer boetseren. Daarna wordt ieders werkstukje tot één geheel samengebracht. Hierna boetseren we nog eenmaal boetseren wat het gebaar van de Oostindische Kers naar ons is en dit weer laten communiceren met de chakra’s; je kunt ook het werk van een ander op deze manier uitproberen.. Als volgt. Je ervaart voor jouw eigen verschillende chakra’s hoe dat aanvoelt. De volgorde is:
1) voorhoofd; 2) keel; 3) hart; 4) zonnevlecht; 5) onder de navel; 6) stuitje; 7 boven het hoofd. Verander iets aan je kunstwerk, als je een onevenwichtigheid opmerkt bij dit voelen.
Nu is het middag-pauze: recept voor de soep van deze keer, op speciaal verzoek.
2 preien, een pompoen (kun je met –gewassen- schil erin doen), een bloemkool (vorige keer broccoli); een half bosje waspeen (vorige keer 2 winterpenen); een courgette; 6 kruidenbouillonblokjes, dat laten koken op ca 3 liter water; daarna laten doorsudderen; en een kwartier voor serveren kieper je er bijna een heel een kuipje boursin of mireé in. (Let wel 3 liter is voor ca 15 personen)
MIDDAGDEEL.
Bij de inmiddels lustig brandende vuurkorf proberen we waar te nemen hoe de vuurwezens (de vuursalamanders) zich gedragen. De tegenstelling is des te groter, aangezien we onder een afdak staan vanwege de regen.
* Het lijkt wel, alsof het hout zich verzet om “in vlammen op te gaan”
* De vraag komt op: Hoe zou vuur er “puur” uitzien, dus zonder brandend hout, alleen vuur?
Natuurlijk is dat onmogelijk; deze wezens hebben elkaar nodig………….
* En bij de bliksem dan? Daar is vuur zonder enig brandbaar materiaal.
Ja, maar dat is ook eigenlijk “ondernatuur” (zoals zwaartekracht en magnetisme); het zijn elektronen, die deze elektrische verschijnselen veroorzaken. Het is eigen “gevallen licht”; en dat is van een hogere orde. Net als de vuurbolbliksems (niet te verwarren met de vuurbol-wezens); dat wijst meer in de richting van een kleine kernfusie: een reactie waterstof en helium.; dat gaat gepaard met een enorme knal en ze kunnen echt over de grond rollen. Ook het St. Elmisvuur, dat vaak in de mast van schepen werd gezien is hiermee te vergelijken. Het heeft een wonderlijke geur: (Ozon?)
Deze geur en de rook die bij een vuur vrijkomen, zijn weer te danken aan de aardewezens (zij zorgen immers voor een vorm, als is die nog zo vaag).
Enthousiasme heeft met het hart te maken; de warmtezin zetelt in het hart, de hartchakra:
Vuurwezens: hart zon
Licht/luchtwezens zonnevlecht Venus
Waterwezens: navel Mercurius
Aardewezens: keel Mars
We gaan nu naar de rand van de speelplaats om te proberen de vuurbolwezens waar te nemen: Zij verspreiden het rechtlijnig instralende zonlicht in donkere ruimten (hoewel de stralen nu niet te zien, vanwege het regenachtige wolkendek).
Ook onder de speeltuigen (glijbaan, klimrek etc) zijn deze wezens bezig.
Ons bewustzijn is dichterbij hen dan wij denken. Zij hebben al wat wij nog moeten ontwikkelen.
De filosofische vraag hierbij is: Dijt het licht uit? Of wordt het ergens heen gezogen? Ontstaat ruimte van binnenuit of vanuit de wijder wordende periferie? Het schilderij van Edward Munk “De schreeuw” is hiervan en mooi voorbeeld.
Victor Schauberger heeft het in verband met het heelal over het tegenovergestelde van de explosie, namelijk de implosie; dit zou nog wel eens voor een geheel nieuwe energiebron kunnen zorgen. (denk aan de kracht van en wervelwind, een draaikolk; de middelpuntzoekende kracht). Je gaat bij een draaikolk b.v. met de etherkracht van het water mee. Die is tegengesteld aan de stroomrichting. Daarom alleen kan een zalm zonder haast een vin te bewegen bijna stil blijven staan in snel stromend water: hij staat in de etherstroom. Men heeft wel een bij wijze van proef heet water voor de vis in de stroom gegooid, waardoor de etherstroom verstoord werd. Water werkt optimaal als het rond de 4 graden Celsius is, en wanneer het warmer wordt, verliest het veel van zijn etherkracht. De zalm had de grootste moeite om op zijn plaats te blijven; en dat was doordat stroomopwaarts warm water aan zijn beek werd toegevoegd (experiment van Schauberger).
Je ziet het ook aan de natuurlijke loop van riviertjes en beken. Zogauw je gaat kanaliseren, onnatuurlijk ingrijpen, wordt het water “ziek”, gaat dood !
We gaan nu naar twee klaslokalen om te ervaren welk een verschillende sfeer de muzen hier scheppen.
We moeten ons concentreren op de bovenste hoeken van het lokaal; van daaruit werken ze.
We lopen in een ritme -kort/lang/lang- om beter in hun sfeer te komen.
In de kleuterklas, ons werklokaal, zingen we eerst de kleur-sfeer van de derde klas (beneden in de hoek): Nogal warm, druk, rond, dik.
De zang-sfeer voor het boven-lokaal (een doorlichte vierde klas, met ramen tegenover elkaar) klonk ijler, wijder, rustiger, toch ook harmonischer.
Je zou toch qua stemming van de 3e en de 4e klas het omgekeerde verwachten. …..
Maar één van de leerkrachten hier weet te vertellen, dat die 3e klas heel druk en beweeglijk is, terwijl de 4e klas juist een stille, rustige groep is. We blijken het goed aangevoeld te hebben.
Vraag: Waarom zongen we niet in de lokalen zelf?
Dan verander je ongevraagd iets in de etherische ruimte. Je bent landschapsgenezend bezig… en dat kun je niet doen in de ruimte van een ander zonder dat je dat gevraagd hebt.
Maar zo kun je inderdaad de sfeer in een klas (een ruimte in het algemeen) veranderen. Dat gaat nog beter als je er ook een gemaakt beeldje in zet.
Je kunt de verschillende muzen bewust aanroepen in bepaalde ruimten. Het zijn de zelfde entiteiten als de 9 Muzen van de Grieken, al hebben ze meerdere ‘afsplitsingen’, ondergroepen van zichzelf die op elke plaats waar nodig kunnen werken (hogere elementwezens kunnen afsnoeringen maken van zichzelf): Recht. Harmonie. Drama. Dialoog. Wiskunde. Muziek. Grammatica. Retorica.
Tenslotte maken we van klei een afbeelding van onze ervaring bij de Muzen…
Dit is het einde van de cursus.
EVALUATIE:
Enkele reacties:
* Ik ervaar dat het benaderen van de natuurwezens beter gaat als ik in de groep ben, dan wanneer ik alleen thuis ben.
+N.: Tja, dat is een bekend verschijnsel; de gezamenlijke energie is groter, is beter voelbaar.
* Bij dit alles ervaar ik toch een soort scepsis. Wat verzin ik zelf en wat krijg ik echt nieuw binnen?
Zeker wanneer ik het graag wil, kan ik van alles fantaseren met de indruk dat ik dit waarneem…
+N.: Blijf die scepsis houden; dat is een gezonde waarborg tegen overdrijving en fata morgana’s; maar blijf daarbij wel met respect en openheid naar de natuurwezen gericht staan. Wijs het niet meteen af! Ga dus door met het zelf ervaren van de krachten. Je begint bij de krachten van de
fantasie, en daarin dien je dan zelf het waarheidsgehalte in te leren onderkennen en toetsen.
* Ik geniet nu veel meer van het buiten zijn; mijn zintuigen zijn opener geworden; ik besef op de fiets dat ik niet alleen ben; het voelt ook veel rijker naar de kleuters toe. Als ze iets vragen kan ik ze nu van binnenuit antwoord geven, i.p.v. vriendelijk met ze me te praten.
* Ik vond dat we soms wel erg veel theorie kregen; maar dat was nodig om een kader aan te geven en het verslag achteraf maakte alsnog veel duidelijk. Vooral het ervaringsgedeelte (zingen, boetseren, naar buiten gaan) vond ik heel inspirerend.
* Juist die combinatie van luisterend opnemen, ook het zingen en daarna met de handen werkend was heel gezond.
+N.: Inderdaad is het zingen nodig om de ziel te openen. Bedenk dat als je zelfstandig aan het werk gaat. Soms laat ik ook schilderen. Maar ik merk dat het boetseren meer onbewust vanuit de wil komt en ook beter tot een vorm wordt. De witte klei gebruik ik omdat iedereen dan zijn eigen kleur erin kan projecteren.
* Ik vond het met name een mooie ervaring om die waterwezens uit te nodigen mee te gaan naar de school tuin. Dan wordt het opeens heel “concreet”.
+N.: Als je natuurwezens wilt waarnemen en ze vertonen zich aan je, dan ontstaat er meteen ook een verantwoordelijkheid ze zo serieus te nemen, dat je met hen mee gaat werken. Zoals je dat met je kinderen zou doen, doe je ook met deze wezens. Er wordt iets geopend; hoe ga je dan verder?
(Gedacht wordt in dit verband aan de Grote Amethist die ligt te kwijnen in een ruimte in de vloer van de school.) Ja op de een of andere manier zouden jullie daar iets aan moeten doen.
(Waarom ligt hij eigenlijk in de grond, als het geen grondsteen is ? Suggestie!…) Maar houd het wel luchtig; maak er geen calvinistische schuldactie van. Elk dogmatisme (zo hóórt het..) of fanatisme is fout, want eht sluit je voor de speelsheid van de elementwezens (die geen moralisme kennen; daar zijn ze zeer verbaasd over dat wij dat wel hebben)..
* Hoe zit dat ook al weer met het waarnemen door de aardewezens zelf?
+N.: De aardewezens kunnen de kinderen niet zien, omdat ze nog niet zo “aarde-hard” zijn; andersom zouden de kinderen ze wel kunnen zien. Het fysieke lichaam is het laatst in de aardeontwikkeling gekomen en bij kleine kinderen nog heel week; er is een Cherubijn die over ze waakt, die als een klok over ze heen valt. Dat weerhoudt aardwezens de waarneming. Kinderen, die nog heel open zijn, zien hen wel zien; dat sluit zich dan weer veelal, maar het kan dan zijn, dat ze later (na de puberteit) weer die openheid bereiken. In het boek “Het zomervolkje” wordt dit mooi beschreven.
* Ik denk dat ik ze te graag wil zien, of waarnemen; bij de waterwezens ging dit beter dan bij de anderen.
+N.: Dat kan natuurlijk aan je eigen geaardheid liggen, dat je met de ene soort elementenwezens meer affiniteit hebt dan met de andere soort. Maar blijf het proberen uitgaande van de wezens waarmee het het makkelijkst ging.
* Kun je via de elementenwezens ook contact leggen met b.v. een paard?
+ N.: Waarschijnlijk gaat dit direct via het paard. Daarbij is het zo, dat een mens met een manlijke geaardheid meer toegang heeft tot een merrie en een vrouwelijke geaardheid meer tot een hengst (het vult elkaar aan). Het gaat bij paardrijden zelf eigenlijk om het temmen van je eigen paardachtige neigingen, of wel het hanteren van de verstands-/gemoedsziel, door het sterker worden van de bewustzijnsziel.
Wel, dit was het einde van dit verslag en tevens van de cursus.
Met heel veel dank aan Nicolaas en wie weet tot een andere keer….!
Hartelijke groet,
Mooie Adventstijd gewenst en een respectvol nieuwjaar.
Job.